ZIJN LIEF IS HOOGSENSITIEF (artikel voor De Morgen)
Journaliste en cartooniste Fleur van Groningen is hoogsensitief. Ook in de liefde. En dat loopt niet altijd van een leien dakje.
tekst:
Fleur van Groningen – Foto’s: Tim Coppens
Dit artikel verscheen op 9-9-2017 in De Morgen Magazine en op de website van De Morgen, met als titel ‘Voelen tot je niet meer kunt’.
De eerste keer dat ik mijn vriend zag, een dikke twee jaar geleden, zat ik op hem te wachten in een bruin café aan een groot plein. Hij kwam aangelopen, zigzaggend tussen de geparkeerde auto’s. Ik zag zijn verwilderde haardos, zijn lange benen, de wollen sjaal die hij nonchalant om zijn hals had geslagen, en was op slag verliefd. Hij zwaaide de deur open, glimlachte verlegen, nam plaats aan ons tafeltje, bestelde koffie. Onze afspraak diende geen romantisch doel. Toch besloot ik, volledig overweldigd, dat ik hem moest verleiden. Want deze man had er vast aan elke vinger tien: als ik hem wilde, diende ik er werk van maken. Maar hoe doe je dat, een man het hof maken? Dat had ik nog nooit gedaan. Klunzig knipperend met mijn wimpers friemelde ik wat aan mijn vermiljoenrode behabandje. Hij leek het niet te zien. Vervolgens besloot ik om maar gewoon mezelf te zijn en me in hem te verdiepen. Ik vuurde heel wat vragen af. Later zou hij opbiechten dat ook hij opslag verkocht was en het hem verwonderde dat hij mij, ondanks zijn introverte karakter, zo graag over zichzelf wilde vertellen.
Afknapper
Natuurlijk praatte ik ook over mezelf. Met het oog op verleiden was het wellicht verstandiger geweest om de gepolijste versie van mezelf weer te geven. Maar ik was moe van geheimen en hield niet van spelletjes – zelfs van dat gefrunnik aan mijn behabandje had ik al spijt. Bovendien: ook al was deze man als een glas water na een barre tocht door de woestijn; als hij me niet aanvaardde zoals ik was, paste hij niet bij mij. En dus verklapte ik al rap iets wat hij een afknapper zou kunnen vinden. Ik boog me naar hem toe en prevelde: “Ik ben hoogsensitief.”
“Wat is dat?”, vroeg hij verbaasd. Zijn wenkbrauwen gingen de lucht in, zijn ogen werden groter. Ik had natuurlijk kunnen zeggen dat ik supergevoelige tepels heb, om zo alsnog zijn goedkeuring weg te dragen. In plaats daarvan probeerde ik kort samen te vatten wat hoogsensitiviteit inhoudt. Dat je niet de filter hebt die gewone, niet-hoogsensitieve mensen hebben; dat je veel meer informatie en zintuiglijke indrukken oppikt, en dus, om te voorkomen dat je overprikkeld raakt, regelmatig rust moet inbouwen om alles te verwerken. Dat je daarom vaak niet mee kunt met wat gangbaar is: drukke uitstapjes, jachtige situaties, eindeloos gekeuvel over koetjes en kalfjes. Dat je goed aanvoelt wat er in anderen omgaat, je empathisch bent en een gevend karakter hebt. Dat alles wat onbekend is jouw innerlijke alarmsysteem activeert, waardoor je afwachtend of zelfs achterdochtig wordt, en je je soms laat verlammen. Dat je oog voor detail hebt en perfectionistisch bent, een rijke innerlijke wereld koestert, diep ontroerd raakt en regelmatig de behoefte voelt om je naar binnen te keren.
Ik keek hem aan en wachtte af. Hij zweeg. Wild met mijn wimpers knipperen had nu geen enkele zin meer. Toen keek hij op. “Misschien ben ik ook wel een klein beetje hoogsensitief. Ik ben in elk geval gevoelig”, gaf hij toe. Iets wat ik al lang had gezien én gevoeld.
Dood vogeltje
In mijn liefdesleven doken vroeger steeds vaste patronen op. Niet alleen als klein kind was ik stiekem verliefd van een afstand. Dat bleef ook zo tijdens mijn puberjaren en het veranderde zelfs niet toen ik begin twintig was. Na een selectieprocedure bombardeerde ik iemand tot de mogelijke man van mijn leven, durfde hem dat niet te zeggen en bleef hem maanden of zelfs jarenlang in stilte trouw. Soms gebeurde er iets tussen ons maar in de meeste gevallen niet. Ondertussen was ik eenzaam. Vanwege die ene man in mijn hoofd stelde ik me niet open voor andere potentiële partners. En ik had dan wel een gezond libido, onenightstands waren niet aan mij besteed. Een paar keer gaf ik de eennachtsliefde een kans en dat viel bijna telkens tegen. Hoe langer ik seksloos door het leven ging, hoe meer beladen en intiemer ik de daad ging vinden. En hoe hoger de drempel werd om met iemand in de koffer te duiken. Ik bewoog me veelal in artistieke kringen, waar de meesten volop onenightstands beleefden en ik liet me schaamte aanpraten omdat ik weinig bedpartners had gehad. Zij vonden dat ik net zo los en vrijgevochten als zij moest zijn. Maar eigenlijk hunkerde ik naar een vaste relatie, naar liefde, veiligheid, naar iemand die van me kon houden ondanks mijn woelige verleden en imperfecte lijf, en die ik graag zou zien met heel mijn hart. Omdat ik die persoon niet tegenkwam, vreesde ik eeuwig alleen te zullen blijven.
Vermoedelijk werd ik steeds verliefd op onbereikbare mannen om te voorkomen dat ze te dichtbij kwamen: dat ze zouden ontdekken wat voor een ‘moeilijk geval’ ik was en me zouden afwijzen. Niets doet meer pijn dan de kritiek van iemand die je idealiseert. Maar ik verlangde net zo goed naar vurige liefde, vol passie en gesmacht, en dat gaat het beste met een man die ver genoeg blijft, zodat je niet kunt ontdekken dat hij eigenlijk best gewoontjes is en ’s morgens uit zijn mond ruikt naar dood vogeltje.
Botte lepel
Als ik nu terugdenk aan wie ik toen was, geloof ik dat ik simpelweg nog niet klaar was voor een relatie. Ik was te kwetsbaar, had een te laag zelfbeeld en ik wist nog niet hoe ik met mezelf moest omgaan. Laat staan dat ik wist wat voor een partner ik nodig had en hoe die met mij kon omgaan. Ik had tijd nodig om een constructieve relatie met mezelf op te bouwen.
Héél af en toe had ik wel eens een relatie, de ene al iets langer dan de andere. Dan probeerde ik mijn intense beleving van emoties en schoonheid zo lang mogelijk geheim te houden en deed ik me stoerder voor dan ik was. Mijn hoogsensitiviteit was een geheim. Ik schaamde me ervoor, wist niet hoe ik ermee moest omgaan en dacht dat anderen het als een last zouden ervaren. Mijn partner plaatste ik op een voetstuk. Ik cijferde me weg voor hem, focuste me op zijn noden. Dat werd als het ware het contract tussen ons. Op het moment dat ik dan toch een behoefte uitte, keek hij natuurlijk raar op. Sommige mannen vonden het dan niet meer zo leuk, want plots was ik niet langer die grappige, entertainende meid, die altijd voor een nummertje te vinden was, en voor hen kookte en hen begripvol troostte als het even tegenzat. Nu moesten ze iets voor mij overhebben. Dat hadden ze niet. Wanneer ik dan gedumpt werd, was ik intriest. De pijn van de afwijzing, alsof iemand me uitholde met een botte lepel, bleef vaak langer hangen dan de relatie zelf. Het duurde een hele tijd voor ik inzag dat ik die types beter kwijt dan rijk was. De relatie met mezelf was immers nog niet op peil.
Onmogelijke liefdes
Toen ik zesentwintig was, ontdekte ik dat ik hoogsensitief ben. Iemand had me het boek ‘Hoogsensitieve personen – Hoe blijf je overeind als de wereld je overweldigt’ van de Amerikaanse psychotherapeute Elaine N. Aron aangeraden. Lang had ik mezelf als een rare uitzondering beschouwd maar toen ik dat boek opensloeg, leek het alsof ik over mezelf las. Er bestonden dus nog mensen zoals ik! Volgens Aron is maar liefst 20 procent van de bevolking hoogsensitief. En er was ook niets aan te doen, vernam ik: de hersenen van hoogsensitieve mensen zijn anders dan die van niet-hoogsensitieven. Ik voelde dan wel enige weerstand tegen mijn nieuwe etiket, tegelijk was het bevrijdend. Ik begreep dat het tijd was om mezelf te leren kennen en mijn eigen gebruiksaanwijzing onder de knie te krijgen, in plaats van nog langer te proberen om ‘normaal’ te zijn zoals ‘de rest’.
Ook in het hoofdstuk over de liefde herkende ik mezelf: volgens Elaine N. Aaron zijn hoogsensitieve mensen vaak geïnteresseerd in overweldigende, onmogelijke liefdes, die onbeantwoord blijven. En wel omdat de intensiteit afneemt zodra de dagelijkse sleur zijn intrede doet. Maar zolang de liefde niet wederkerig is, hoeft de verliefdheid niet aan hevigheid in te boeten. Een andere reden om verliefd te worden was volgens Aron de eigen onzekerheid. Hoogsensitieve mensen kunnen het gevoel hebben dat ze niet in deze maatschappij passen en dan worden ze verliefd uit dankbaarheid als iemand hen toch ziet staan. Ik leek wel bewijsmateriaal voor al die theorieën. Dat vond ik zo beschamend dat ik het boek dichtklapte en er jarenlang nog weigerde in te lezen.
Eigen boek
Gelukkig brachten mijn eigen ervaringen mettertijd steeds meer inzicht in mezelf en mijn hoogsensitiviteit, en ontdekte ik zo die felbegeerde gebruiksaanwijzing. Ik onderzocht op wat voor manieren ik overprikkeling kon voorkomen of wegnemen. Ik leerde mezelf misplaatste verantwoordelijkheidsgevoelens jegens anderen af. Zocht uit hoe ik op een constructieve manier met mijn emoties kan omgaan. Hetzelfde deed ik met de negatieve overtuigingen die ik over mezelf had, en die angst en stress veroorzaakten. Ik las over de raakvlakken tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit. Deed opzoekwerk naar de magnetische aantrekkingskracht tussen narcisten en hoogsensitieve personen. Verdiepte me in de wisselwerking tussen mijn gezondheidsproblemen en gevoelige zenuwstelsel. Dacht na over het verband tussen een onveilige hechtingsstijl – ik heb nu eenmaal een traumatische kindertijd achter de rug- en de angstige inborst van de hoogsensitief. Ik blikte begrijpend terug op mijn jarenlange depressie. En ik ontdekte het voordeel van mijn sterke intuïtie en verkreeg zo meer zelfvertrouwen. Uiteindelijk werd mijn hoogsensitiviteit mijn kracht. Over die persoonlijke zoektocht heb ik nu zelf een boek geschreven: ‘Leven zonder Filter’.
Pas toen ik een dikke twee jaar geleden een manier had gevonden om met de voor- en nadelen van mijn hoogsensitiviteit om te gaan, ontmoette ik mijn vriend. Die handleiding die ik voor mezelf had ontdekt, bleek hem ook van pas te komen. Nog steeds kan ik hem op een praktische manier uitleggen wat er met me aan de hand is en wat eraan gedaan kan worden. Dat ik rust nodig heb en even alleen wil zijn, om prikkels te verwerken. Dat me forceren averechts werkt. Dat ik niet verlegen of kritisch ben, maar dichtsla omdat ik me op onbekend terrein begeef. Dat ik niet mee kan naar een feestje omdat ik niet veel sociale momenten na elkaar aankan. Dat ik moe ben omdat ik leegloop in een gezelschap dat gemoedelijk over potkachels en hairextensions keuvelt, maar de diepere onderwerpen mijdt.
Mijn vriend prijst die open communicatie. Laatst zei hij nog: ‘Jij beleeft je emoties heel intens, maar je geeft meteen ook glashelder aan waar ze vandaan komen en je neemt er zelf de verantwoordelijkheid voor. Dat is heel anders dan een vrouw die hysterisch wordt en verwacht dat je snapt waarom, terwijl ze het zelf niet eens weet.’ Ik vermoed dat ik me emotioneel zelfstandig gedraag omdat ik vaak vrijgezel ben geweest en ik er zelfs in relaties veel alleen voor stond. Dat gaf me niet de kans om emotioneel volledig op een partner te leunen. Het wierp me telkens terug op mezelf en maakte me uiteindelijk emotioneel zelfredzaam.
Dit artikel verscheen op 9-9-2017 in De Morgen Magazine en op de website van De Morgen, met als titel ‘Voelen tot je niet meer kunt’.
De eerste keer dat ik mijn vriend zag, een dikke twee jaar geleden, zat ik op hem te wachten in een bruin café aan een groot plein. Hij kwam aangelopen, zigzaggend tussen de geparkeerde auto’s. Ik zag zijn verwilderde haardos, zijn lange benen, de wollen sjaal die hij nonchalant om zijn hals had geslagen, en was op slag verliefd. Hij zwaaide de deur open, glimlachte verlegen, nam plaats aan ons tafeltje, bestelde koffie. Onze afspraak diende geen romantisch doel. Toch besloot ik, volledig overweldigd, dat ik hem moest verleiden. Want deze man had er vast aan elke vinger tien: als ik hem wilde, diende ik er werk van maken. Maar hoe doe je dat, een man het hof maken? Dat had ik nog nooit gedaan. Klunzig knipperend met mijn wimpers friemelde ik wat aan mijn vermiljoenrode behabandje. Hij leek het niet te zien. Vervolgens besloot ik om maar gewoon mezelf te zijn en me in hem te verdiepen. Ik vuurde heel wat vragen af. Later zou hij opbiechten dat ook hij opslag verkocht was en het hem verwonderde dat hij mij, ondanks zijn introverte karakter, zo graag over zichzelf wilde vertellen.
Afknapper
Natuurlijk praatte ik ook over mezelf. Met het oog op verleiden was het wellicht verstandiger geweest om de gepolijste versie van mezelf weer te geven. Maar ik was moe van geheimen en hield niet van spelletjes – zelfs van dat gefrunnik aan mijn behabandje had ik al spijt. Bovendien: ook al was deze man als een glas water na een barre tocht door de woestijn; als hij me niet aanvaardde zoals ik was, paste hij niet bij mij. En dus verklapte ik al rap iets wat hij een afknapper zou kunnen vinden. Ik boog me naar hem toe en prevelde: “Ik ben hoogsensitief.”
“Wat is dat?”, vroeg hij verbaasd. Zijn wenkbrauwen gingen de lucht in, zijn ogen werden groter. Ik had natuurlijk kunnen zeggen dat ik supergevoelige tepels heb, om zo alsnog zijn goedkeuring weg te dragen. In plaats daarvan probeerde ik kort samen te vatten wat hoogsensitiviteit inhoudt. Dat je niet de filter hebt die gewone, niet-hoogsensitieve mensen hebben; dat je veel meer informatie en zintuiglijke indrukken oppikt, en dus, om te voorkomen dat je overprikkeld raakt, regelmatig rust moet inbouwen om alles te verwerken. Dat je daarom vaak niet mee kunt met wat gangbaar is: drukke uitstapjes, jachtige situaties, eindeloos gekeuvel over koetjes en kalfjes. Dat je goed aanvoelt wat er in anderen omgaat, je empathisch bent en een gevend karakter hebt. Dat alles wat onbekend is jouw innerlijke alarmsysteem activeert, waardoor je afwachtend of zelfs achterdochtig wordt, en je je soms laat verlammen. Dat je oog voor detail hebt en perfectionistisch bent, een rijke innerlijke wereld koestert, diep ontroerd raakt en regelmatig de behoefte voelt om je naar binnen te keren.
Ik keek hem aan en wachtte af. Hij zweeg. Wild met mijn wimpers knipperen had nu geen enkele zin meer. Toen keek hij op. “Misschien ben ik ook wel een klein beetje hoogsensitief. Ik ben in elk geval gevoelig”, gaf hij toe. Iets wat ik al lang had gezien én gevoeld.
Dood vogeltje
In mijn liefdesleven doken vroeger steeds vaste patronen op. Niet alleen als klein kind was ik stiekem verliefd van een afstand. Dat bleef ook zo tijdens mijn puberjaren en het veranderde zelfs niet toen ik begin twintig was. Na een selectieprocedure bombardeerde ik iemand tot de mogelijke man van mijn leven, durfde hem dat niet te zeggen en bleef hem maanden of zelfs jarenlang in stilte trouw. Soms gebeurde er iets tussen ons maar in de meeste gevallen niet. Ondertussen was ik eenzaam. Vanwege die ene man in mijn hoofd stelde ik me niet open voor andere potentiële partners. En ik had dan wel een gezond libido, onenightstands waren niet aan mij besteed. Een paar keer gaf ik de eennachtsliefde een kans en dat viel bijna telkens tegen. Hoe langer ik seksloos door het leven ging, hoe meer beladen en intiemer ik de daad ging vinden. En hoe hoger de drempel werd om met iemand in de koffer te duiken. Ik bewoog me veelal in artistieke kringen, waar de meesten volop onenightstands beleefden en ik liet me schaamte aanpraten omdat ik weinig bedpartners had gehad. Zij vonden dat ik net zo los en vrijgevochten als zij moest zijn. Maar eigenlijk hunkerde ik naar een vaste relatie, naar liefde, veiligheid, naar iemand die van me kon houden ondanks mijn woelige verleden en imperfecte lijf, en die ik graag zou zien met heel mijn hart. Omdat ik die persoon niet tegenkwam, vreesde ik eeuwig alleen te zullen blijven.
Vermoedelijk werd ik steeds verliefd op onbereikbare mannen om te voorkomen dat ze te dichtbij kwamen: dat ze zouden ontdekken wat voor een ‘moeilijk geval’ ik was en me zouden afwijzen. Niets doet meer pijn dan de kritiek van iemand die je idealiseert. Maar ik verlangde net zo goed naar vurige liefde, vol passie en gesmacht, en dat gaat het beste met een man die ver genoeg blijft, zodat je niet kunt ontdekken dat hij eigenlijk best gewoontjes is en ’s morgens uit zijn mond ruikt naar dood vogeltje.
Botte lepel
Als ik nu terugdenk aan wie ik toen was, geloof ik dat ik simpelweg nog niet klaar was voor een relatie. Ik was te kwetsbaar, had een te laag zelfbeeld en ik wist nog niet hoe ik met mezelf moest omgaan. Laat staan dat ik wist wat voor een partner ik nodig had en hoe die met mij kon omgaan. Ik had tijd nodig om een constructieve relatie met mezelf op te bouwen.
Héél af en toe had ik wel eens een relatie, de ene al iets langer dan de andere. Dan probeerde ik mijn intense beleving van emoties en schoonheid zo lang mogelijk geheim te houden en deed ik me stoerder voor dan ik was. Mijn hoogsensitiviteit was een geheim. Ik schaamde me ervoor, wist niet hoe ik ermee moest omgaan en dacht dat anderen het als een last zouden ervaren. Mijn partner plaatste ik op een voetstuk. Ik cijferde me weg voor hem, focuste me op zijn noden. Dat werd als het ware het contract tussen ons. Op het moment dat ik dan toch een behoefte uitte, keek hij natuurlijk raar op. Sommige mannen vonden het dan niet meer zo leuk, want plots was ik niet langer die grappige, entertainende meid, die altijd voor een nummertje te vinden was, en voor hen kookte en hen begripvol troostte als het even tegenzat. Nu moesten ze iets voor mij overhebben. Dat hadden ze niet. Wanneer ik dan gedumpt werd, was ik intriest. De pijn van de afwijzing, alsof iemand me uitholde met een botte lepel, bleef vaak langer hangen dan de relatie zelf. Het duurde een hele tijd voor ik inzag dat ik die types beter kwijt dan rijk was. De relatie met mezelf was immers nog niet op peil.
Onmogelijke liefdes
Toen ik zesentwintig was, ontdekte ik dat ik hoogsensitief ben. Iemand had me het boek ‘Hoogsensitieve personen – Hoe blijf je overeind als de wereld je overweldigt’ van de Amerikaanse psychotherapeute Elaine N. Aron aangeraden. Lang had ik mezelf als een rare uitzondering beschouwd maar toen ik dat boek opensloeg, leek het alsof ik over mezelf las. Er bestonden dus nog mensen zoals ik! Volgens Aron is maar liefst 20 procent van de bevolking hoogsensitief. En er was ook niets aan te doen, vernam ik: de hersenen van hoogsensitieve mensen zijn anders dan die van niet-hoogsensitieven. Ik voelde dan wel enige weerstand tegen mijn nieuwe etiket, tegelijk was het bevrijdend. Ik begreep dat het tijd was om mezelf te leren kennen en mijn eigen gebruiksaanwijzing onder de knie te krijgen, in plaats van nog langer te proberen om ‘normaal’ te zijn zoals ‘de rest’.
Ook in het hoofdstuk over de liefde herkende ik mezelf: volgens Elaine N. Aaron zijn hoogsensitieve mensen vaak geïnteresseerd in overweldigende, onmogelijke liefdes, die onbeantwoord blijven. En wel omdat de intensiteit afneemt zodra de dagelijkse sleur zijn intrede doet. Maar zolang de liefde niet wederkerig is, hoeft de verliefdheid niet aan hevigheid in te boeten. Een andere reden om verliefd te worden was volgens Aron de eigen onzekerheid. Hoogsensitieve mensen kunnen het gevoel hebben dat ze niet in deze maatschappij passen en dan worden ze verliefd uit dankbaarheid als iemand hen toch ziet staan. Ik leek wel bewijsmateriaal voor al die theorieën. Dat vond ik zo beschamend dat ik het boek dichtklapte en er jarenlang nog weigerde in te lezen.
Eigen boek
Gelukkig brachten mijn eigen ervaringen mettertijd steeds meer inzicht in mezelf en mijn hoogsensitiviteit, en ontdekte ik zo die felbegeerde gebruiksaanwijzing. Ik onderzocht op wat voor manieren ik overprikkeling kon voorkomen of wegnemen. Ik leerde mezelf misplaatste verantwoordelijkheidsgevoelens jegens anderen af. Zocht uit hoe ik op een constructieve manier met mijn emoties kan omgaan. Hetzelfde deed ik met de negatieve overtuigingen die ik over mezelf had, en die angst en stress veroorzaakten. Ik las over de raakvlakken tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit. Deed opzoekwerk naar de magnetische aantrekkingskracht tussen narcisten en hoogsensitieve personen. Verdiepte me in de wisselwerking tussen mijn gezondheidsproblemen en gevoelige zenuwstelsel. Dacht na over het verband tussen een onveilige hechtingsstijl – ik heb nu eenmaal een traumatische kindertijd achter de rug- en de angstige inborst van de hoogsensitief. Ik blikte begrijpend terug op mijn jarenlange depressie. En ik ontdekte het voordeel van mijn sterke intuïtie en verkreeg zo meer zelfvertrouwen. Uiteindelijk werd mijn hoogsensitiviteit mijn kracht. Over die persoonlijke zoektocht heb ik nu zelf een boek geschreven: ‘Leven zonder Filter’.
Pas toen ik een dikke twee jaar geleden een manier had gevonden om met de voor- en nadelen van mijn hoogsensitiviteit om te gaan, ontmoette ik mijn vriend. Die handleiding die ik voor mezelf had ontdekt, bleek hem ook van pas te komen. Nog steeds kan ik hem op een praktische manier uitleggen wat er met me aan de hand is en wat eraan gedaan kan worden. Dat ik rust nodig heb en even alleen wil zijn, om prikkels te verwerken. Dat me forceren averechts werkt. Dat ik niet verlegen of kritisch ben, maar dichtsla omdat ik me op onbekend terrein begeef. Dat ik niet mee kan naar een feestje omdat ik niet veel sociale momenten na elkaar aankan. Dat ik moe ben omdat ik leegloop in een gezelschap dat gemoedelijk over potkachels en hairextensions keuvelt, maar de diepere onderwerpen mijdt.
Mijn vriend prijst die open communicatie. Laatst zei hij nog: ‘Jij beleeft je emoties heel intens, maar je geeft meteen ook glashelder aan waar ze vandaan komen en je neemt er zelf de verantwoordelijkheid voor. Dat is heel anders dan een vrouw die hysterisch wordt en verwacht dat je snapt waarom, terwijl ze het zelf niet eens weet.’ Ik vermoed dat ik me emotioneel zelfstandig gedraag omdat ik vaak vrijgezel ben geweest en ik er zelfs in relaties veel alleen voor stond. Dat gaf me niet de kans om emotioneel volledig op een partner te leunen. Het wierp me telkens terug op mezelf en maakte me uiteindelijk emotioneel zelfredzaam.
Uitgelopen
mascara
Kort na die beklijvende ontmoeting in dat bruine café vertrokken mijn vriend en ik voor twee weken naar een klein huisje op een berg in het Franse Auvergne, waar we zouden schrijven aan onze boeken, ver van de bewoonde wereld. We sliepen in hetzelfde bed, werkten in dezelfde kamer. Het was een gewaagd experiment, niet alleen omdat we elkaar nog niet kenden, ook vanwege mijn hoogsensitiviteit. Ik was het gewend om in mijn eentje in stilte te werken en weinig mensen te zien. Voortdurend samen zijn kon in overprikkeling uitmonden. Op een gegeven moment stapelden de indrukken zich effectief op en vreesde ik voor overprikkeling. Ik laste wat eenzame wandelingen en meditatiemomenten in. Hij vond het prima. Toen ik thuiskwam van onze reis was ik smoorverliefd, maar tegelijk doodsbang voor dat moment waarop hij toch zou ontdekken hoe ik ben als ik overprikkeld ben. Op een dag brak dat moment natuurlijk aan. Hij kreeg me op mijn allerslechtst te zien. Snikkend probeerde ik uit te leggen wat er aan de hand was. Ik verklaarde wat er tijdens overprikkeling in me omgaat, hoe het voelt, wat ik wel en niet nodig heb. Het was een praktische uiteenzetting, gegeven met een trillerig hoog stemmetje, uitgelopen mascara en een neus vol snot.
Als ik overprikkeld ben, verkeer ik in een constante paniek, verklaarde ik. Ik voel me als een opgespannen elastiek die elk moment kan knappen. Ik ben huilerig, heb hoofdpijn en mijn hele lijf doet zeer: alsof er met spelden of zelfs messen in mijn huid wordt geprikt en gesneden. Ik verlies mijn relativeringsvermogen: mijn humor verdwijnt en zelfs de kleinste drempel wordt plots een berg. De bron van mijn creativiteit is onbereikbaar. Mijn empathie vind ik hinderlijk, want ik heb geen energie meer om me voor anderen in te zetten. Ik wil dat ze me met rust laten, ik wil niet begrijpen wat er in hen omgaat of erger: hun emoties in mijn lijf voelen. Elke extra prikkel – positief én negatief – ervaar ik als ondraaglijk. Geluiden, geuren, sferen, andere mensen, praten, informatie verwerken… alles is te veel.
Kort na die beklijvende ontmoeting in dat bruine café vertrokken mijn vriend en ik voor twee weken naar een klein huisje op een berg in het Franse Auvergne, waar we zouden schrijven aan onze boeken, ver van de bewoonde wereld. We sliepen in hetzelfde bed, werkten in dezelfde kamer. Het was een gewaagd experiment, niet alleen omdat we elkaar nog niet kenden, ook vanwege mijn hoogsensitiviteit. Ik was het gewend om in mijn eentje in stilte te werken en weinig mensen te zien. Voortdurend samen zijn kon in overprikkeling uitmonden. Op een gegeven moment stapelden de indrukken zich effectief op en vreesde ik voor overprikkeling. Ik laste wat eenzame wandelingen en meditatiemomenten in. Hij vond het prima. Toen ik thuiskwam van onze reis was ik smoorverliefd, maar tegelijk doodsbang voor dat moment waarop hij toch zou ontdekken hoe ik ben als ik overprikkeld ben. Op een dag brak dat moment natuurlijk aan. Hij kreeg me op mijn allerslechtst te zien. Snikkend probeerde ik uit te leggen wat er aan de hand was. Ik verklaarde wat er tijdens overprikkeling in me omgaat, hoe het voelt, wat ik wel en niet nodig heb. Het was een praktische uiteenzetting, gegeven met een trillerig hoog stemmetje, uitgelopen mascara en een neus vol snot.
Als ik overprikkeld ben, verkeer ik in een constante paniek, verklaarde ik. Ik voel me als een opgespannen elastiek die elk moment kan knappen. Ik ben huilerig, heb hoofdpijn en mijn hele lijf doet zeer: alsof er met spelden of zelfs messen in mijn huid wordt geprikt en gesneden. Ik verlies mijn relativeringsvermogen: mijn humor verdwijnt en zelfs de kleinste drempel wordt plots een berg. De bron van mijn creativiteit is onbereikbaar. Mijn empathie vind ik hinderlijk, want ik heb geen energie meer om me voor anderen in te zetten. Ik wil dat ze me met rust laten, ik wil niet begrijpen wat er in hen omgaat of erger: hun emoties in mijn lijf voelen. Elke extra prikkel – positief én negatief – ervaar ik als ondraaglijk. Geluiden, geuren, sferen, andere mensen, praten, informatie verwerken… alles is te veel.
Water in onze wijn
Mijn vriend luisterde met grote ogen, maar liep niet weg. Intussen kent hij mijn momenten van overprikkeling. Soms vergeet hij nog weleens wat ik hem destijds heb uitgelegd en roept hij in een vlaag van onmacht én welwillendheid: ‘Wat heb je nu nodig?!’ Dan vraag ik of hij me gewoon even kan omhelzen en zeg dat ik daarna de prikkels alleen moet verwerken en dra gezelliger gezelschap ben.
Meestal houdt mijn vriend rekening met mijn hoogsensitiviteit. Hij weet welke prikkels ik moet zien te vermijden. Maar natuurlijk pas ik me ook aan mijn vriend aan. Ik denk dat hij niet altijd weet dat ik dat doe, want ik verbijt regelmatig prikkels die hij veroorzaakt en probeer mijn grenzen te verleggen zodat hij minder last heeft van mijn innerlijke alarmsysteem. Het blijft een evenwichtsoefening en we doen allebei water in onze wijn. Soms lukt het minder goed en voel ik me onbegrepen. Dan heb ik de neiging om me af te sluiten. Ik kan dan afstandelijk en onbereikbaar overkomen. Na enige tijd gaat dit weer over. Als de angst voor onbegrip gezakt is, bijvoorbeeld door een goed gesprek, komt de liefde immers weer aan de oppervlakte.
Er zijn momenten dat ik vrees dat ik een lastpak ben om mee samen te leven. Dat kan ervoor zorgen dat ik me terugtrek of me toch begin weg te cijferen. Mijn vriend zegt dat hij heel gemakkelijk misbruik zou kunnen maken van mijn goedheid en zelftwijfel, maar dat dit omgekeerd ook het geval is. Gelukkig doen we daar allebei niet aan.
De laatste tijd ontdekt hij dat hij zelf ook meer last heeft van prikkels dan hij aanvankelijk dacht en heeft ook hij de term ‘overprikkeld’ in gebruik genomen. Ik denk dat ik van hem op een zachte en veilige manier leer om mijn grenzen te verleggen en te ontdekken dat sommige dingen niet zo onoverkomelijk zijn als ik dacht. En dat mijn vriend, door rekening te houden met mijn gevoeligheid, ook rekening leert te houden met zijn eigen gevoeligheid – iets wat hij vroeger niet deed. Hij voelt zich tenslotte niet voor niks aangetrokken tot een hoogsensitieve vrouw. Of misschien ligt het al die tijd al aan dat vermiljoenrode behabandje.
Mijn vriend luisterde met grote ogen, maar liep niet weg. Intussen kent hij mijn momenten van overprikkeling. Soms vergeet hij nog weleens wat ik hem destijds heb uitgelegd en roept hij in een vlaag van onmacht én welwillendheid: ‘Wat heb je nu nodig?!’ Dan vraag ik of hij me gewoon even kan omhelzen en zeg dat ik daarna de prikkels alleen moet verwerken en dra gezelliger gezelschap ben.
Meestal houdt mijn vriend rekening met mijn hoogsensitiviteit. Hij weet welke prikkels ik moet zien te vermijden. Maar natuurlijk pas ik me ook aan mijn vriend aan. Ik denk dat hij niet altijd weet dat ik dat doe, want ik verbijt regelmatig prikkels die hij veroorzaakt en probeer mijn grenzen te verleggen zodat hij minder last heeft van mijn innerlijke alarmsysteem. Het blijft een evenwichtsoefening en we doen allebei water in onze wijn. Soms lukt het minder goed en voel ik me onbegrepen. Dan heb ik de neiging om me af te sluiten. Ik kan dan afstandelijk en onbereikbaar overkomen. Na enige tijd gaat dit weer over. Als de angst voor onbegrip gezakt is, bijvoorbeeld door een goed gesprek, komt de liefde immers weer aan de oppervlakte.
Er zijn momenten dat ik vrees dat ik een lastpak ben om mee samen te leven. Dat kan ervoor zorgen dat ik me terugtrek of me toch begin weg te cijferen. Mijn vriend zegt dat hij heel gemakkelijk misbruik zou kunnen maken van mijn goedheid en zelftwijfel, maar dat dit omgekeerd ook het geval is. Gelukkig doen we daar allebei niet aan.
De laatste tijd ontdekt hij dat hij zelf ook meer last heeft van prikkels dan hij aanvankelijk dacht en heeft ook hij de term ‘overprikkeld’ in gebruik genomen. Ik denk dat ik van hem op een zachte en veilige manier leer om mijn grenzen te verleggen en te ontdekken dat sommige dingen niet zo onoverkomelijk zijn als ik dacht. En dat mijn vriend, door rekening te houden met mijn gevoeligheid, ook rekening leert te houden met zijn eigen gevoeligheid – iets wat hij vroeger niet deed. Hij voelt zich tenslotte niet voor niks aangetrokken tot een hoogsensitieve vrouw. Of misschien ligt het al die tijd al aan dat vermiljoenrode behabandje.
Meer lezen? ‘Leven
zonder filter’, uitgeverij Horizon, 256 p., € 19,99