‘We hebben de koninklijke familie achter ons’, doorbreekt de taxichauffeur de stilte. Ik draai me om op de achterbank en zie hoe zwaailichten de nacht doorklieven. ‘Op dit uur?’, vraag ik verbaasd. De taxichauffeur remt, de blauwe flitsen naderen. Gemotoriseerde politieagenten die een lijnbus escorteren. ‘Vreemd voertuig voor koningskinderen’, mompel ik. Maar de taxichauffeur is overtuigd: gewoon goede camouflage. Als de bus voorbijrijdt, tracht ik een glimp op te vangen van Willem-Alexander en Màxima, die wellicht met een lijnbus en gekleed in trainingspakken van de Zeeman, incognito van de Nationale Opera terugkeren. In plaats daarvan passeren enkele obscure profielen: haviksneuzen, neplederen revers, gouden oorringetjes, smerige petten. ‘Nou, misschien zijn het dan die opgepakte criminelen uit het nieuws’, antwoordt de taxichauffeur. In het achteruitkijkspiegeltje ontmoet ik zijn teleurgestelde blik. Alsof hij hoopt dat Maximà toch een neusprothese ophad. Hopelijk houdt de taxich