Een getrouwde man, vader van twee kinderen, koopt een hotel
om zijn gasten te bespioneren. Door zijn kijkgaten ziet hij veel meer dan alleen
seks. Van diep verdriet tot koelbloedige moord – zijn visie op de mensheid zal nooit meer dezelfde
zijn.
tekst: Fleur van Groningen
Eind jaren zestig. De Amerikaan Gerald Foos koopt een motel nabij Denver,
louter om mensen te kunnen bespioneren. In de plafonds van zijn kamers
installeert hij met zijn vrouw Donna zogenaamde ventilatieroosters. Vanaf een
donkere kruipzolder bespiedt hij zijn gasten door die roosters. Jaren aan een
stuk schrijft hij zijn bevindingen op in een dagboek. Uiterlijke kenmerken,
gespreksonderwerpen, seksuele
handelingen, geaardheid… Alles wordt minutieus genoteerd. Foos is getuige van
ongelukkige huwelijken, seksuele revolutie, drugshandel en zelfs moord. Nooit
wordt hij betrapt. Toch komt de dag waarop hij zijn verhaal met de buitenwereld
wil delen. Daarvoor contacteert hij Guy Talese. Deze veelgeprezen journalist en
bestsellerauteur uit New York – door sommigen ook wel ‘de beste journalist
ooit’ en ‘de grondlegger van
New
Jouralism’ genoemd - werkt op dat moment aan zijn non-fictie boek
De vrouw van de buurman, over
seksualiteit in het Amerika van de vroege jaren vijftig. Foos’ eerste brief aan
Talese, begin 1980, betekent het begin van een jarenlange correspondentie en
enkele ontmoetingen, wat uiteindelijk resulteert in de publicatie van een nieuw
boek. Op 12 juli 2016 zal
Het
voyeursmotel uitkomen.
Eerder dit jaar schreef Talese, inmiddels 84 jaar oud, voor het eerst over zijn
contact met Foos in
The New Yorker. Dat
artikel zorgde voor de nodige ophef. Men vroeg zich af of Talese de grenzen van
de journalistieke ethiek niet ruimschoots had overschreden. Enkele dagen
geleden distantieerde de auteur zich alsnog van
Het voyeurshotel. Er zou nieuwe informatie aan het licht zijn
gekomen die het verhaal nog onwaarschijnlijker maakt dan het al klinkt. “Ik ga
dit boek niet promoten”, beweerde Talese in
The
Washington Post. “Hoe kan ik, als het al zijn geloofwaardigheid al verloren
heeft?”
Dit kan natuurlijk ook een poging zijn om zichzelf in te dekken voor de
gevolgen van zijn samenwerking met een pervers individu, dat mogelijk zelfs medeplichtig
is aan moord. Of het is een stunt. Een trucje van de auteur om het al zo
mysterieuze motel in nog meer mist te hullen. Inmiddels heeft Talese zich weer
bedacht – en vast niet voor het laatst. In
The
Times verklaarde hij dat hij verbaasd en gekwetst was geweest door de
nieuwe informatie en daardoor wellicht dingen had gezegd die hij niet meende.
Hoe dan ook, waar of niet waar, wie zal dit boek niet willen lezen?
Het voyeursmotel is bevredigender dan je
ex Facebooken of de onderbroeken aan de waslijn van je buurvrouw bestuderen. Al
voelt het bij tijd en wijlen toch als dat opengereten dier aan de kant van de
weg: je wil het niet zien - toch kijk je.
Strikte geheimhouding
7 januari 1980. Guy Talese ontvangt een anonieme brief. Een man - getrouwd,
vader van twee kinderen - schrijft dat hij een motel heeft gekocht om zijn
cliënteel te kunnen bespieden. “De reden
dat ik dit motel heb gekocht was dat ik mijn voyeuristische neigingen en mijn
onweerstaanbare interesse in de manier waarop mensen hun leven leiden – zowel
op sociaal als op seksueel gebied – wilde bevredigen, maar ook dat ik een
antwoord zocht op de eeuwenoude vraag ‘hoe de mens seksualiteit beleeft in de
privacy van zijn eigen slaapkamer’.”
Foos vertelt dat hij steeds notities maakte: volgens hem betreft het
waardevolle informatie voor onderzoekers en wetenschappers. Zijn eigen
schrijftalent vindt hij echter ondermaats en daarom stelt hij Talese voor om
elkaar te ontmoeten en zijn manuscript met hem te delen. Aanvankelijk twijfelt
Talese. Hij verfoeit de manier waarop deze man de privacy van zijn gasten heeft
geschonden. Noch wil hij, als gerenommeerd non-fictie auteur, diens wens om
anoniem geciteerd te worden inwilligen. Toch wint zijn nieuwsgierigheid het van
zijn kritiek. Ze treffen elkaar in een vlieghaven. “Welkom in Denver, mijn naam
is Gerald Foos”, zegt een gezette veertiger bij de bagageband. Onmiddellijk
moet Talese een document ondertekenen dat hem verplicht tot geheimhouding. Pas
in 2013 zal een bejaarde Foos hem van die plicht ontslaan.

Verlinkt door een stropdas
Later die dag, in een restaurant, beslist Foos dat hij Talese een kopie van
zijn manuscript in stukken zal opsturen. Hij vertelt hoe zijn vrouw Donna en
hij het motel kochten en er een ‘laboratorium’ van maakten. In de plafonds van
zijn kamers installeerde hij ventilatieroosters zodat hij vanaf de zolder naar
binnen kon kijken. Donna ging in de kamers op bed liggen, gaf aan of ze hem kon
zien en indien nodig paste hij de roosters aan. “Dit proefondervindelijke proces duurde wekenlang
en het was een uitputtingsslag – ik rende constant op en neer tussen de
zolder en de kamers, mijn handen deden pijn van al die aanpassingen met de
tang, en Donna, die mij hielp als ze vrij was van het ziekenhuis, was net zo
uitgeput als ik. Maar ze klaagde nooit. Ze heeft in die tijd laten zien hoeveel
ze van me hield. Waarom zou een vrouw haar echtgenoot met zoiets helpen? Dat
kan toch alleen maar uit liefde zijn?”
In de zomer van 1966 begon Foos naar eigen zeggen zijn gasten te begluren. Soms
was het opwindend en sloeg hij de hand aan zichzelf. Soms was het zo saai dat
hij naast het kijkgat in slaap viel en zijn vrouw hem kwam wekken met een appel
of een boterham. Of ze kwam naast hem liggen om samen naar het zwoegende koppel
onder hen te loeren. Foos stelt dat zijn vrouw geen gluurster was maar de
toegewijde echtgenote van een voyeur.
De avond van hun ontmoeting neemt Foos Talese mee naar wat hij zijn ‘ovservatieplatform’
noemt. Via een ladder in de bijkeuken van het motel komen ze op de schemerige zolder.
Onder het lage puntdak ligt een looppad van meerdere lagen dik tapijt om voetstappen
te dempen. Uit de roosters schijnen lichtbundels. Talese - die zijn liefde voor mooie outfits van zijn
vader, een trotse kleermaker met Italiaanse roots, heeft geërfd en thuis
vierenveertig genummerde hoeden herbergt - kruipt in zijn elegante pak op
handen en knieën naar een kijkgat. Hij beschrijft:“Ik keek wat Foos deed en deed hem na: ik ging op mijn knieën zitten en
kroop naar het licht, waarna ik mijn nek zo ver mogelijk uitstrekte om zo veel
mogelijk te zien (we botsten bijna met onze hoofden tegen elkaar), en zag een
aantrekkelijk, naakt stel op het bed liggen en orale seks hebben.” Samen
kijken ze een poosje toe. Tot Foos geërgerd Taleses zijden stropdas uit het
rooster rukt. De roodgestreepte das bengelde vlak boven het koppel, dat niets
in de gaten had omdat zij er met haar rug naartoe zat en hij genietend de ogen
had gesloten.
God op zolder
Na die intieme belevenis met Foos, keert Talese terug naar zijn riante patriciërswoning
in de Upper East Side in Manhattan. Foos begint hem het manuscript in delen op
te sturen. Daarin staan gedetailleerde verslagen van seksuele technieken en uiterlijke
kenmerken. Zo sluipt Foos regelmatig de kamers binnen om in de bagage de
cupmaat van zijn vrouwelijke gasten te verifiëren. Hij gluurt naar gemeenschap
tussen lesbiennes, koppels, overspeligen, en zélfs broer en zus. Een homokoppel
verkleedt zich als schaap: “Ik heb nog
nooit zo’n mooie schaap-jongen gezien”
, kirt een mollige man alvorens zijn
blatende minnaar te penetreren. Enkele stofzuigerverkopers genieten van een
trio. Na afloop hoort Foos hoe ze hun koopwaar bespreken: de zuigtechnieken
worden nog nét niet vergeleken.
Foos ergert zich aan de hoeveelheid tijd die zijn gasten aan televisiekijken en
ruziën over geld besteden. Pijnlijk menselijk noemt hij dan weer de vrijages
tussen verminkte soldaten en hun echtgenotes. Of het gebrek aan voorspel of de
zelfs onbestaande sekslevens bij ingedommelde huwelijken. Foos acht zich een
amateurseksuoloog in een grootschalig sociologisch onderzoek: zijn notities eindigt
hij steeds met een conclusie waarin hij nakende scheidingen of duurzaam geluk voorspelt.
Als hij vreest in de problemen te komen omdat er in één van zijn kamers drugs
wordt verhandeld, neemt hij de pillen weg en ziet nadien hoe de dealer zijn
vriendin van diefstal verdenkt en wurgt.
De volgende morgen krijst een dienstmeisje dat er in kamer 10 een lijk ligt. “De Voyeur was eindelijk zijn eigen
moraliteit onder ogen gekomen en zou eeuwig in stilte moeten lijden, maar hij
zou nooit zijn gedrag of gedrag in deze situatie veroordelen”, noteert Foos
daarop droogjes in zijn logboek. Hij begint zichzelf niet alleen ‘De Voyeur’ te
noemen, hij lijkt zich superieur te wanen. Vermomde hij zijn ontaarde
curiositeit eerder nog als pseudowetenschappelijk onderzoek, nu gaat hij als een
zoldergod met zijn kameronderdanen experimenteren. Zo waarschuwt hij zijn
gasten dat er een koffertje met 1000 dollar in het motel rondslingert en ziet
een predikant het stiekem open wrikken. Of hij legt dildo’s in nachtkastjes en aanschouwt
hoe een non zich daarmee tot ongekende hoogtes brengt.
Doodsbedreigingen
Gaandeweg verliest Foos
zijn vertrouwen in de mensheid. Hij ontwikkelt zelfs een degout. En als lezer
volg je hem, want al lezende treedt er een verontrustende gewenning op. Op de
duur vraag je je niet meer af hoe Foos zo is geworden – hij vertrouwde je al toe dat zijn eigen
ouders nooit enige interesse in seks toonden en hij, als nieuwsgierige
boerenjongen, dan maar zijn wulpse tante ging bespioneren. (Dat die toevallig
graag naakt haar porseleinen poppencollectie voor het raam mocht bewonderen,
was mooi meegenomen.) Je vergeet haast dat Foos naast een geestesziek roofdier ook
wel eens een fantast zou kunnen zijn. Je negeert zelfs Talese’s twijfels over
zijn oprechtheid nadat meerdere feiten niet blijken te kloppen. Nee, als verslaafd kruip je liever weer bij Gerald
Foos op zolder en kijk je gebiologeerd over zijn schouder mee hoe er beneden over
geld wordt gegild, de televisie te hard staat en er voor het slapen gaan nog
even plichtsgetrouw op een purperkleurige eikel wordt gezogen. Je vraagt je af
of de koppels waarvan jij dénkt dat je ze kent, achter gesloten deuren ook
zulke levens leiden. Je telt de keren dat je zelf je kruis hebt afgeveegd aan een
hotelsprei.
In 1995 verkoopt Gerald Foos het motel. Vanwege zijn artritis geraakt hij
niet meer op de ladder naar het zoldervertrek. Enkele jaren later wordt het
gebouw gesloopt. In 2013 beslist Foos dat hij met zijn verhaal naar buiten wil
komen. Hoewel hij onzeker is over de juridische afloop, is hij ervan overtuigd
dat de privacyschendingen inmiddels verjaard zijn en er geen klachten van
voormalige gasten zullen komen. Wel vreest hij voor de gevolgen van zijn
aandeel in de moord: “Het zou een
ernstige zaak kunnen worden omdat ik destijds de politie niet heb gebeld […] Ik
zou veroordeeld kunnen worden voor dood door schuld. Wie zal het zeggen?” Telefonisch
nodigt hij Talese bij hem thuis uit. “Ik
zie dat jij nog altijd even netjes bent”, glimlacht hij Talese toe bij de
begroeting. “Is dat dezelfde zijden
stropdas die je droeg op de avond dat je met me meeging naar zolder?”
Ditmaal troont Foos Talese mee naar zijn kelder om hem daar zijn
uitgebreide verzameling sportmemorabilia te tonen. Talese verklaart: “Een van de redenen waarom hij nu bereid was
om als voyeur naar buiten te treden, was de media-aandacht die hij zou kunnen
krijgen voor zijn verzameling, die naar eigen zeggen miljoenen waard was. Hij
wilde die graag verkopen, samen met zijn grote huis waarvan hij de vele trappen
niet meer kon beklimmen met zijn artritische knieën zonder te vergaan van de
pijn.”
Of die waardevolle verzameling inmiddels verkocht is, is onduidelijk.
Wel beweert Foos - op de foto’s in het
boek te zien met een lange witte baard en een wandelstok - dat hij
doodsbedreigingen krijgt. Hij durft zijn huis niet uit, de politie
patrouilleert in de buurt. Het is dus maar de vraag of hij zal gaan kijken naar
de verfilming van
Het voyeurshotel. Want
ja, de filmrechten zijn al gekocht.
The
Voyeur’s Motel zal geregisseerd worden door Academy Award winnaar Sam
Mendes, onder andere Steven Spielberg produceert. Al bestaat de mogelijkheid dat
die laatste zich vlak voor de première van de film distantieert omdat er nieuwe
informatie aan het licht gekomen is.