Het Voyeursmotel
Een getrouwde man, vader van twee kinderen, koopt een hotel
om zijn gasten te bespioneren. Door zijn kijkgaten ziet hij veel meer dan alleen
seks. Van diep verdriet tot koelbloedige moord – zijn visie op de mensheid zal nooit meer dezelfde
zijn.
tekst: Fleur van Groningen
Eind jaren zestig. De Amerikaan Gerald Foos koopt een motel nabij Denver, louter om mensen te kunnen bespioneren. In de plafonds van zijn kamers installeert hij met zijn vrouw Donna zogenaamde ventilatieroosters. Vanaf een donkere kruipzolder bespiedt hij zijn gasten door die roosters. Jaren aan een stuk schrijft hij zijn bevindingen op in een dagboek. Uiterlijke kenmerken, gespreksonderwerpen, seksuele handelingen, geaardheid… Alles wordt minutieus genoteerd. Foos is getuige van ongelukkige huwelijken, seksuele revolutie, drugshandel en zelfs moord. Nooit wordt hij betrapt. Toch komt de dag waarop hij zijn verhaal met de buitenwereld wil delen. Daarvoor contacteert hij Guy Talese. Deze veelgeprezen journalist en bestsellerauteur uit New York – door sommigen ook wel ‘de beste journalist ooit’ en ‘de grondlegger van New Jouralism’ genoemd - werkt op dat moment aan zijn non-fictie boek De vrouw van de buurman, over seksualiteit in het Amerika van de vroege jaren vijftig. Foos’ eerste brief aan Talese, begin 1980, betekent het begin van een jarenlange correspondentie en enkele ontmoetingen, wat uiteindelijk resulteert in de publicatie van een nieuw boek. Op 12 juli 2016 zal Het voyeursmotel uitkomen.
Eerder dit jaar schreef Talese, inmiddels 84 jaar oud, voor het eerst over zijn contact met Foos in The New Yorker. Dat artikel zorgde voor de nodige ophef. Men vroeg zich af of Talese de grenzen van de journalistieke ethiek niet ruimschoots had overschreden. Enkele dagen geleden distantieerde de auteur zich alsnog van Het voyeurshotel. Er zou nieuwe informatie aan het licht zijn gekomen die het verhaal nog onwaarschijnlijker maakt dan het al klinkt. “Ik ga dit boek niet promoten”, beweerde Talese in The Washington Post. “Hoe kan ik, als het al zijn geloofwaardigheid al verloren heeft?”
Dit kan natuurlijk ook een poging zijn om zichzelf in te dekken voor de gevolgen van zijn samenwerking met een pervers individu, dat mogelijk zelfs medeplichtig is aan moord. Of het is een stunt. Een trucje van de auteur om het al zo mysterieuze motel in nog meer mist te hullen. Inmiddels heeft Talese zich weer bedacht – en vast niet voor het laatst. In The Times verklaarde hij dat hij verbaasd en gekwetst was geweest door de nieuwe informatie en daardoor wellicht dingen had gezegd die hij niet meende.
Hoe dan ook, waar of niet waar, wie zal dit boek niet willen lezen? Het voyeursmotel is bevredigender dan je ex Facebooken of de onderbroeken aan de waslijn van je buurvrouw bestuderen. Al voelt het bij tijd en wijlen toch als dat opengereten dier aan de kant van de weg: je wil het niet zien - toch kijk je.
Strikte geheimhouding
7 januari 1980. Guy Talese ontvangt een anonieme brief. Een man - getrouwd, vader van twee kinderen - schrijft dat hij een motel heeft gekocht om zijn cliënteel te kunnen bespieden. “De reden dat ik dit motel heb gekocht was dat ik mijn voyeuristische neigingen en mijn onweerstaanbare interesse in de manier waarop mensen hun leven leiden – zowel op sociaal als op seksueel gebied – wilde bevredigen, maar ook dat ik een antwoord zocht op de eeuwenoude vraag ‘hoe de mens seksualiteit beleeft in de privacy van zijn eigen slaapkamer’.” Foos vertelt dat hij steeds notities maakte: volgens hem betreft het waardevolle informatie voor onderzoekers en wetenschappers. Zijn eigen schrijftalent vindt hij echter ondermaats en daarom stelt hij Talese voor om elkaar te ontmoeten en zijn manuscript met hem te delen. Aanvankelijk twijfelt Talese. Hij verfoeit de manier waarop deze man de privacy van zijn gasten heeft geschonden. Noch wil hij, als gerenommeerd non-fictie auteur, diens wens om anoniem geciteerd te worden inwilligen. Toch wint zijn nieuwsgierigheid het van zijn kritiek. Ze treffen elkaar in een vlieghaven. “Welkom in Denver, mijn naam is Gerald Foos”, zegt een gezette veertiger bij de bagageband. Onmiddellijk moet Talese een document ondertekenen dat hem verplicht tot geheimhouding. Pas in 2013 zal een bejaarde Foos hem van die plicht ontslaan.
Verlinkt door een stropdas
Later die dag, in een restaurant, beslist Foos dat hij Talese een kopie van zijn manuscript in stukken zal opsturen. Hij vertelt hoe zijn vrouw Donna en hij het motel kochten en er een ‘laboratorium’ van maakten. In de plafonds van zijn kamers installeerde hij ventilatieroosters zodat hij vanaf de zolder naar binnen kon kijken. Donna ging in de kamers op bed liggen, gaf aan of ze hem kon zien en indien nodig paste hij de roosters aan. “Dit proefondervindelijke proces duurde wekenlang en het was een uitputtingsslag – ik rende constant op en neer tussen de zolder en de kamers, mijn handen deden pijn van al die aanpassingen met de tang, en Donna, die mij hielp als ze vrij was van het ziekenhuis, was net zo uitgeput als ik. Maar ze klaagde nooit. Ze heeft in die tijd laten zien hoeveel ze van me hield. Waarom zou een vrouw haar echtgenoot met zoiets helpen? Dat kan toch alleen maar uit liefde zijn?”
In de zomer van 1966 begon Foos naar eigen zeggen zijn gasten te begluren. Soms was het opwindend en sloeg hij de hand aan zichzelf. Soms was het zo saai dat hij naast het kijkgat in slaap viel en zijn vrouw hem kwam wekken met een appel of een boterham. Of ze kwam naast hem liggen om samen naar het zwoegende koppel onder hen te loeren. Foos stelt dat zijn vrouw geen gluurster was maar de toegewijde echtgenote van een voyeur.
De avond van hun ontmoeting neemt Foos Talese mee naar wat hij zijn ‘ovservatieplatform’ noemt. Via een ladder in de bijkeuken van het motel komen ze op de schemerige zolder. Onder het lage puntdak ligt een looppad van meerdere lagen dik tapijt om voetstappen te dempen. Uit de roosters schijnen lichtbundels. Talese - die zijn liefde voor mooie outfits van zijn vader, een trotse kleermaker met Italiaanse roots, heeft geërfd en thuis vierenveertig genummerde hoeden herbergt - kruipt in zijn elegante pak op handen en knieën naar een kijkgat. Hij beschrijft:“Ik keek wat Foos deed en deed hem na: ik ging op mijn knieën zitten en kroop naar het licht, waarna ik mijn nek zo ver mogelijk uitstrekte om zo veel mogelijk te zien (we botsten bijna met onze hoofden tegen elkaar), en zag een aantrekkelijk, naakt stel op het bed liggen en orale seks hebben.” Samen kijken ze een poosje toe. Tot Foos geërgerd Taleses zijden stropdas uit het rooster rukt. De roodgestreepte das bengelde vlak boven het koppel, dat niets in de gaten had omdat zij er met haar rug naartoe zat en hij genietend de ogen had gesloten.
God op zolder
Na die intieme belevenis met Foos, keert Talese terug naar zijn riante patriciërswoning in de Upper East Side in Manhattan. Foos begint hem het manuscript in delen op te sturen. Daarin staan gedetailleerde verslagen van seksuele technieken en uiterlijke kenmerken. Zo sluipt Foos regelmatig de kamers binnen om in de bagage de cupmaat van zijn vrouwelijke gasten te verifiëren. Hij gluurt naar gemeenschap tussen lesbiennes, koppels, overspeligen, en zélfs broer en zus. Een homokoppel verkleedt zich als schaap: “Ik heb nog nooit zo’n mooie schaap-jongen gezien”, kirt een mollige man alvorens zijn blatende minnaar te penetreren. Enkele stofzuigerverkopers genieten van een trio. Na afloop hoort Foos hoe ze hun koopwaar bespreken: de zuigtechnieken worden nog nét niet vergeleken.
Foos ergert zich aan de hoeveelheid tijd die zijn gasten aan televisiekijken en ruziën over geld besteden. Pijnlijk menselijk noemt hij dan weer de vrijages tussen verminkte soldaten en hun echtgenotes. Of het gebrek aan voorspel of de zelfs onbestaande sekslevens bij ingedommelde huwelijken. Foos acht zich een amateurseksuoloog in een grootschalig sociologisch onderzoek: zijn notities eindigt hij steeds met een conclusie waarin hij nakende scheidingen of duurzaam geluk voorspelt.
Als hij vreest in de problemen te komen omdat er in één van zijn kamers drugs wordt verhandeld, neemt hij de pillen weg en ziet nadien hoe de dealer zijn vriendin van diefstal verdenkt en wurgt.
De volgende morgen krijst een dienstmeisje dat er in kamer 10 een lijk ligt. “De Voyeur was eindelijk zijn eigen moraliteit onder ogen gekomen en zou eeuwig in stilte moeten lijden, maar hij zou nooit zijn gedrag of gedrag in deze situatie veroordelen”, noteert Foos daarop droogjes in zijn logboek. Hij begint zichzelf niet alleen ‘De Voyeur’ te noemen, hij lijkt zich superieur te wanen. Vermomde hij zijn ontaarde curiositeit eerder nog als pseudowetenschappelijk onderzoek, nu gaat hij als een zoldergod met zijn kameronderdanen experimenteren. Zo waarschuwt hij zijn gasten dat er een koffertje met 1000 dollar in het motel rondslingert en ziet een predikant het stiekem open wrikken. Of hij legt dildo’s in nachtkastjes en aanschouwt hoe een non zich daarmee tot ongekende hoogtes brengt.
Doodsbedreigingen
Gaandeweg verliest Foos zijn vertrouwen in de mensheid. Hij ontwikkelt zelfs een degout. En als lezer volg je hem, want al lezende treedt er een verontrustende gewenning op. Op de duur vraag je je niet meer af hoe Foos zo is geworden – hij vertrouwde je al toe dat zijn eigen ouders nooit enige interesse in seks toonden en hij, als nieuwsgierige boerenjongen, dan maar zijn wulpse tante ging bespioneren. (Dat die toevallig graag naakt haar porseleinen poppencollectie voor het raam mocht bewonderen, was mooi meegenomen.) Je vergeet haast dat Foos naast een geestesziek roofdier ook wel eens een fantast zou kunnen zijn. Je negeert zelfs Talese’s twijfels over zijn oprechtheid nadat meerdere feiten niet blijken te kloppen. Nee, als verslaafd kruip je liever weer bij Gerald Foos op zolder en kijk je gebiologeerd over zijn schouder mee hoe er beneden over geld wordt gegild, de televisie te hard staat en er voor het slapen gaan nog even plichtsgetrouw op een purperkleurige eikel wordt gezogen. Je vraagt je af of de koppels waarvan jij dénkt dat je ze kent, achter gesloten deuren ook zulke levens leiden. Je telt de keren dat je zelf je kruis hebt afgeveegd aan een hotelsprei.
In 1995 verkoopt Gerald Foos het motel. Vanwege zijn artritis geraakt hij niet meer op de ladder naar het zoldervertrek. Enkele jaren later wordt het gebouw gesloopt. In 2013 beslist Foos dat hij met zijn verhaal naar buiten wil komen. Hoewel hij onzeker is over de juridische afloop, is hij ervan overtuigd dat de privacyschendingen inmiddels verjaard zijn en er geen klachten van voormalige gasten zullen komen. Wel vreest hij voor de gevolgen van zijn aandeel in de moord: “Het zou een ernstige zaak kunnen worden omdat ik destijds de politie niet heb gebeld […] Ik zou veroordeeld kunnen worden voor dood door schuld. Wie zal het zeggen?” Telefonisch nodigt hij Talese bij hem thuis uit. “Ik zie dat jij nog altijd even netjes bent”, glimlacht hij Talese toe bij de begroeting. “Is dat dezelfde zijden stropdas die je droeg op de avond dat je met me meeging naar zolder?”
Ditmaal troont Foos Talese mee naar zijn kelder om hem daar zijn uitgebreide verzameling sportmemorabilia te tonen. Talese verklaart: “Een van de redenen waarom hij nu bereid was om als voyeur naar buiten te treden, was de media-aandacht die hij zou kunnen krijgen voor zijn verzameling, die naar eigen zeggen miljoenen waard was. Hij wilde die graag verkopen, samen met zijn grote huis waarvan hij de vele trappen niet meer kon beklimmen met zijn artritische knieën zonder te vergaan van de pijn.”
Of die waardevolle verzameling inmiddels verkocht is, is onduidelijk. Wel beweert Foos - op de foto’s in het boek te zien met een lange witte baard en een wandelstok - dat hij doodsbedreigingen krijgt. Hij durft zijn huis niet uit, de politie patrouilleert in de buurt. Het is dus maar de vraag of hij zal gaan kijken naar de verfilming van Het voyeurshotel. Want ja, de filmrechten zijn al gekocht. The Voyeur’s Motel zal geregisseerd worden door Academy Award winnaar Sam Mendes, onder andere Steven Spielberg produceert. Al bestaat de mogelijkheid dat die laatste zich vlak voor de première van de film distantieert omdat er nieuwe informatie aan het licht gekomen is.
tekst: Fleur van Groningen
Eind jaren zestig. De Amerikaan Gerald Foos koopt een motel nabij Denver, louter om mensen te kunnen bespioneren. In de plafonds van zijn kamers installeert hij met zijn vrouw Donna zogenaamde ventilatieroosters. Vanaf een donkere kruipzolder bespiedt hij zijn gasten door die roosters. Jaren aan een stuk schrijft hij zijn bevindingen op in een dagboek. Uiterlijke kenmerken, gespreksonderwerpen, seksuele handelingen, geaardheid… Alles wordt minutieus genoteerd. Foos is getuige van ongelukkige huwelijken, seksuele revolutie, drugshandel en zelfs moord. Nooit wordt hij betrapt. Toch komt de dag waarop hij zijn verhaal met de buitenwereld wil delen. Daarvoor contacteert hij Guy Talese. Deze veelgeprezen journalist en bestsellerauteur uit New York – door sommigen ook wel ‘de beste journalist ooit’ en ‘de grondlegger van New Jouralism’ genoemd - werkt op dat moment aan zijn non-fictie boek De vrouw van de buurman, over seksualiteit in het Amerika van de vroege jaren vijftig. Foos’ eerste brief aan Talese, begin 1980, betekent het begin van een jarenlange correspondentie en enkele ontmoetingen, wat uiteindelijk resulteert in de publicatie van een nieuw boek. Op 12 juli 2016 zal Het voyeursmotel uitkomen.
Eerder dit jaar schreef Talese, inmiddels 84 jaar oud, voor het eerst over zijn contact met Foos in The New Yorker. Dat artikel zorgde voor de nodige ophef. Men vroeg zich af of Talese de grenzen van de journalistieke ethiek niet ruimschoots had overschreden. Enkele dagen geleden distantieerde de auteur zich alsnog van Het voyeurshotel. Er zou nieuwe informatie aan het licht zijn gekomen die het verhaal nog onwaarschijnlijker maakt dan het al klinkt. “Ik ga dit boek niet promoten”, beweerde Talese in The Washington Post. “Hoe kan ik, als het al zijn geloofwaardigheid al verloren heeft?”
Dit kan natuurlijk ook een poging zijn om zichzelf in te dekken voor de gevolgen van zijn samenwerking met een pervers individu, dat mogelijk zelfs medeplichtig is aan moord. Of het is een stunt. Een trucje van de auteur om het al zo mysterieuze motel in nog meer mist te hullen. Inmiddels heeft Talese zich weer bedacht – en vast niet voor het laatst. In The Times verklaarde hij dat hij verbaasd en gekwetst was geweest door de nieuwe informatie en daardoor wellicht dingen had gezegd die hij niet meende.
Hoe dan ook, waar of niet waar, wie zal dit boek niet willen lezen? Het voyeursmotel is bevredigender dan je ex Facebooken of de onderbroeken aan de waslijn van je buurvrouw bestuderen. Al voelt het bij tijd en wijlen toch als dat opengereten dier aan de kant van de weg: je wil het niet zien - toch kijk je.
Strikte geheimhouding
7 januari 1980. Guy Talese ontvangt een anonieme brief. Een man - getrouwd, vader van twee kinderen - schrijft dat hij een motel heeft gekocht om zijn cliënteel te kunnen bespieden. “De reden dat ik dit motel heb gekocht was dat ik mijn voyeuristische neigingen en mijn onweerstaanbare interesse in de manier waarop mensen hun leven leiden – zowel op sociaal als op seksueel gebied – wilde bevredigen, maar ook dat ik een antwoord zocht op de eeuwenoude vraag ‘hoe de mens seksualiteit beleeft in de privacy van zijn eigen slaapkamer’.” Foos vertelt dat hij steeds notities maakte: volgens hem betreft het waardevolle informatie voor onderzoekers en wetenschappers. Zijn eigen schrijftalent vindt hij echter ondermaats en daarom stelt hij Talese voor om elkaar te ontmoeten en zijn manuscript met hem te delen. Aanvankelijk twijfelt Talese. Hij verfoeit de manier waarop deze man de privacy van zijn gasten heeft geschonden. Noch wil hij, als gerenommeerd non-fictie auteur, diens wens om anoniem geciteerd te worden inwilligen. Toch wint zijn nieuwsgierigheid het van zijn kritiek. Ze treffen elkaar in een vlieghaven. “Welkom in Denver, mijn naam is Gerald Foos”, zegt een gezette veertiger bij de bagageband. Onmiddellijk moet Talese een document ondertekenen dat hem verplicht tot geheimhouding. Pas in 2013 zal een bejaarde Foos hem van die plicht ontslaan.
Verlinkt door een stropdas
Later die dag, in een restaurant, beslist Foos dat hij Talese een kopie van zijn manuscript in stukken zal opsturen. Hij vertelt hoe zijn vrouw Donna en hij het motel kochten en er een ‘laboratorium’ van maakten. In de plafonds van zijn kamers installeerde hij ventilatieroosters zodat hij vanaf de zolder naar binnen kon kijken. Donna ging in de kamers op bed liggen, gaf aan of ze hem kon zien en indien nodig paste hij de roosters aan. “Dit proefondervindelijke proces duurde wekenlang en het was een uitputtingsslag – ik rende constant op en neer tussen de zolder en de kamers, mijn handen deden pijn van al die aanpassingen met de tang, en Donna, die mij hielp als ze vrij was van het ziekenhuis, was net zo uitgeput als ik. Maar ze klaagde nooit. Ze heeft in die tijd laten zien hoeveel ze van me hield. Waarom zou een vrouw haar echtgenoot met zoiets helpen? Dat kan toch alleen maar uit liefde zijn?”
In de zomer van 1966 begon Foos naar eigen zeggen zijn gasten te begluren. Soms was het opwindend en sloeg hij de hand aan zichzelf. Soms was het zo saai dat hij naast het kijkgat in slaap viel en zijn vrouw hem kwam wekken met een appel of een boterham. Of ze kwam naast hem liggen om samen naar het zwoegende koppel onder hen te loeren. Foos stelt dat zijn vrouw geen gluurster was maar de toegewijde echtgenote van een voyeur.
De avond van hun ontmoeting neemt Foos Talese mee naar wat hij zijn ‘ovservatieplatform’ noemt. Via een ladder in de bijkeuken van het motel komen ze op de schemerige zolder. Onder het lage puntdak ligt een looppad van meerdere lagen dik tapijt om voetstappen te dempen. Uit de roosters schijnen lichtbundels. Talese - die zijn liefde voor mooie outfits van zijn vader, een trotse kleermaker met Italiaanse roots, heeft geërfd en thuis vierenveertig genummerde hoeden herbergt - kruipt in zijn elegante pak op handen en knieën naar een kijkgat. Hij beschrijft:“Ik keek wat Foos deed en deed hem na: ik ging op mijn knieën zitten en kroop naar het licht, waarna ik mijn nek zo ver mogelijk uitstrekte om zo veel mogelijk te zien (we botsten bijna met onze hoofden tegen elkaar), en zag een aantrekkelijk, naakt stel op het bed liggen en orale seks hebben.” Samen kijken ze een poosje toe. Tot Foos geërgerd Taleses zijden stropdas uit het rooster rukt. De roodgestreepte das bengelde vlak boven het koppel, dat niets in de gaten had omdat zij er met haar rug naartoe zat en hij genietend de ogen had gesloten.
God op zolder
Na die intieme belevenis met Foos, keert Talese terug naar zijn riante patriciërswoning in de Upper East Side in Manhattan. Foos begint hem het manuscript in delen op te sturen. Daarin staan gedetailleerde verslagen van seksuele technieken en uiterlijke kenmerken. Zo sluipt Foos regelmatig de kamers binnen om in de bagage de cupmaat van zijn vrouwelijke gasten te verifiëren. Hij gluurt naar gemeenschap tussen lesbiennes, koppels, overspeligen, en zélfs broer en zus. Een homokoppel verkleedt zich als schaap: “Ik heb nog nooit zo’n mooie schaap-jongen gezien”, kirt een mollige man alvorens zijn blatende minnaar te penetreren. Enkele stofzuigerverkopers genieten van een trio. Na afloop hoort Foos hoe ze hun koopwaar bespreken: de zuigtechnieken worden nog nét niet vergeleken.
Foos ergert zich aan de hoeveelheid tijd die zijn gasten aan televisiekijken en ruziën over geld besteden. Pijnlijk menselijk noemt hij dan weer de vrijages tussen verminkte soldaten en hun echtgenotes. Of het gebrek aan voorspel of de zelfs onbestaande sekslevens bij ingedommelde huwelijken. Foos acht zich een amateurseksuoloog in een grootschalig sociologisch onderzoek: zijn notities eindigt hij steeds met een conclusie waarin hij nakende scheidingen of duurzaam geluk voorspelt.
Als hij vreest in de problemen te komen omdat er in één van zijn kamers drugs wordt verhandeld, neemt hij de pillen weg en ziet nadien hoe de dealer zijn vriendin van diefstal verdenkt en wurgt.
De volgende morgen krijst een dienstmeisje dat er in kamer 10 een lijk ligt. “De Voyeur was eindelijk zijn eigen moraliteit onder ogen gekomen en zou eeuwig in stilte moeten lijden, maar hij zou nooit zijn gedrag of gedrag in deze situatie veroordelen”, noteert Foos daarop droogjes in zijn logboek. Hij begint zichzelf niet alleen ‘De Voyeur’ te noemen, hij lijkt zich superieur te wanen. Vermomde hij zijn ontaarde curiositeit eerder nog als pseudowetenschappelijk onderzoek, nu gaat hij als een zoldergod met zijn kameronderdanen experimenteren. Zo waarschuwt hij zijn gasten dat er een koffertje met 1000 dollar in het motel rondslingert en ziet een predikant het stiekem open wrikken. Of hij legt dildo’s in nachtkastjes en aanschouwt hoe een non zich daarmee tot ongekende hoogtes brengt.
Doodsbedreigingen
Gaandeweg verliest Foos zijn vertrouwen in de mensheid. Hij ontwikkelt zelfs een degout. En als lezer volg je hem, want al lezende treedt er een verontrustende gewenning op. Op de duur vraag je je niet meer af hoe Foos zo is geworden – hij vertrouwde je al toe dat zijn eigen ouders nooit enige interesse in seks toonden en hij, als nieuwsgierige boerenjongen, dan maar zijn wulpse tante ging bespioneren. (Dat die toevallig graag naakt haar porseleinen poppencollectie voor het raam mocht bewonderen, was mooi meegenomen.) Je vergeet haast dat Foos naast een geestesziek roofdier ook wel eens een fantast zou kunnen zijn. Je negeert zelfs Talese’s twijfels over zijn oprechtheid nadat meerdere feiten niet blijken te kloppen. Nee, als verslaafd kruip je liever weer bij Gerald Foos op zolder en kijk je gebiologeerd over zijn schouder mee hoe er beneden over geld wordt gegild, de televisie te hard staat en er voor het slapen gaan nog even plichtsgetrouw op een purperkleurige eikel wordt gezogen. Je vraagt je af of de koppels waarvan jij dénkt dat je ze kent, achter gesloten deuren ook zulke levens leiden. Je telt de keren dat je zelf je kruis hebt afgeveegd aan een hotelsprei.
In 1995 verkoopt Gerald Foos het motel. Vanwege zijn artritis geraakt hij niet meer op de ladder naar het zoldervertrek. Enkele jaren later wordt het gebouw gesloopt. In 2013 beslist Foos dat hij met zijn verhaal naar buiten wil komen. Hoewel hij onzeker is over de juridische afloop, is hij ervan overtuigd dat de privacyschendingen inmiddels verjaard zijn en er geen klachten van voormalige gasten zullen komen. Wel vreest hij voor de gevolgen van zijn aandeel in de moord: “Het zou een ernstige zaak kunnen worden omdat ik destijds de politie niet heb gebeld […] Ik zou veroordeeld kunnen worden voor dood door schuld. Wie zal het zeggen?” Telefonisch nodigt hij Talese bij hem thuis uit. “Ik zie dat jij nog altijd even netjes bent”, glimlacht hij Talese toe bij de begroeting. “Is dat dezelfde zijden stropdas die je droeg op de avond dat je met me meeging naar zolder?”
Ditmaal troont Foos Talese mee naar zijn kelder om hem daar zijn uitgebreide verzameling sportmemorabilia te tonen. Talese verklaart: “Een van de redenen waarom hij nu bereid was om als voyeur naar buiten te treden, was de media-aandacht die hij zou kunnen krijgen voor zijn verzameling, die naar eigen zeggen miljoenen waard was. Hij wilde die graag verkopen, samen met zijn grote huis waarvan hij de vele trappen niet meer kon beklimmen met zijn artritische knieën zonder te vergaan van de pijn.”
Of die waardevolle verzameling inmiddels verkocht is, is onduidelijk. Wel beweert Foos - op de foto’s in het boek te zien met een lange witte baard en een wandelstok - dat hij doodsbedreigingen krijgt. Hij durft zijn huis niet uit, de politie patrouilleert in de buurt. Het is dus maar de vraag of hij zal gaan kijken naar de verfilming van Het voyeurshotel. Want ja, de filmrechten zijn al gekocht. The Voyeur’s Motel zal geregisseerd worden door Academy Award winnaar Sam Mendes, onder andere Steven Spielberg produceert. Al bestaat de mogelijkheid dat die laatste zich vlak voor de première van de film distantieert omdat er nieuwe informatie aan het licht gekomen is.
Het voyeursmotel
verschijnt op 12 juli bij uitgeverij Lebowski.
Dit artikel verscheen in De Morgen op 06/07/2016
Dit artikel verscheen in De Morgen op 06/07/2016