Artikel over emotionele mishandeling door Fleur

 Als je vader of moeder emotioneel op jou leunt in plaats van andersom

‘Jarenlang moest ik mijn moeder in bed troosten’

Bij kindermishandeling denken we vooral aan verwaarlozing, seksueel misbruik of fysiek geweld. Minder bekend is dat ouders hun kind ook tekortdoen door er emotioneel sterk op te leunen. ‘Mijn moeder las mijn dagboeken en verklapte mijn geheimen.’

Tekst FLEUR VAN GRONINGEN

Toen ik 5 jaar oud was, huilde mijn moeder al bij me uit. Ik moest haar troosten en knuffelen”, vertelt Britt* (49). “Ze klaagde over eenzaamheid. Werd het haar echt te veel, dan begon ze te brullen en sneuvelden er borden. Ze wilde ook alles over mij weten, alsof ze via mij leefde. Ik had geen recht op geheimen. Vroeger dacht ik dat mishandeling alleen over ouders ging die er te weinig waren. Mijn moeder was er juist te veel. Ze hield me in een verstikkende, emotionele verstrengeling. Ik kon geen onbe­zorgd kind zijn. Dat is me mijn hele leven parten blijven spelen.”

In Nederland wordt zo’n toxische verstrenge­ling ‘emotionele incest’ genoemd. Een wel erg heftige term, die hier veel minder ingeburgerd is. Vlaamse psychiaters en psychologen kennen het concept wel, maar ze gebruiken die term nauwelijks. Juist omdat het woord ‘incest’ zo beladen is. “Zulke labels leiden bovendien al snel een eigen leven”, zegt emeritus-professor en klinisch psycholoog Paul Verhaeghe. “Je loopt het risico dat veel mensen zich hierin herken­nen, en niet altijd terecht.”

Bij emotionele incest is er sprake van een ouder (m/v/x), die als kind vaak zelf grote tekorten heeft geleden. Die ouder gebruikt zijn eigen kind (onbewust) om alsnog in eigen emotionele behoeftes te voorzien, zoals steun, troost en erkenning. Kinderen die hier het slachtoffer van zijn krijgen geen persoonlijke ruimte en hun grenzen worden allerminst gerespecteerd. “Mijn moeder las mijn dagboeken en e-mails, ze wilde alles over mijn lief­desleven weten”, herinnert Britt zich. “Vaak gaf ze mijn spullen zonder overleg weg of verklapte ze mijn geheimen.”

Emotionele incest is minder concreet dan fy­sieke incest, en vager om vast te stellen. Ander­zijds kan het wel even ingrijpend zijn, beaamt Verhaeghe. “En het bestaat ook in gradaties. Een ouder die emotionele incest pleegt kan zijn kind niet loslaten. Tussen ouder en kind voltrekt zich normaal gesproken gestaag een gezond separa­tieproces. Er worden telkens weer kleine stap­pen gezet, waardoor het kind almaar zelfstandi­ger wordt. Dat gaat door tot het volwassen en autonoom is, en zijn ouders kan verlaten.”

Maar voor zowel ouders als kinderen kan dat proces lastig zijn. Zeker in die eerste jaren, als het kind nog erg klein is. Verhaeghe: “Heb je een hechte band met je kind en ervaar je moeite met loslaten, dan is dat helemaal geen indicatie van emotionele incest. Daarvan is er alleen sprake als je je kind als een emotionele hulpbron inzet, als je het separatieproces afremt of dat proces zelfs onmogelijk maakt.”

Klinisch psychologe en systeemtherapeute Birsen Taspinar ziet dan ook een overlap tussen emotionele incest en het bredere begrip ‘parentificatie’, ofte­wel rolomkering. In zo’n geval zijn het niet de ouders die voor hun kinderen zorgen, maar kinderen die voor hun ou­ders moeten instaan. Soms gaat het lou­ter om praktische zaken: helpen in het huishouden, meegaan naar de dokter om te vertalen, bemiddelen tussen ruziënde broers en zussen, paperas­sen invullen... Het moet daarbij om een langdurig patroon gaan, geen eenmalige gebeurtenis.

“Maar als een dochter haar de­pressieve moeder continu moet op­beuren, is er wel sprake van emoti­onele incest”, zegt Taspinar. Emotionele incest is dus een vorm van emotionele parentificatie. “Niet alle kinderen die geparentificeerd worden, ondergaan dus emotione­le incest. Maar alle kinderen die emotionele incest ondergaan wor­den geparentificeerd.”

GIFTIGE DYNAMIEK

In haar praktijk ziet Taspinar bijvoor­beeld ook vaak cliënten die als kind actief bij de relatie van hun ouders werden betrokken. Ze moesten bemidde­len tijdens ruzies, problemen aanhoren of zelfs over een scheiding beslissen. “Een kind kan dat soort volwassen emoties en kwesties helemaal niet begrijpen, laat staan dragen. Zadel je een kind daar toch mee op, dan ervaart het enorme schuldgevoelens. Het wil dan alles fixen en komt niet aan zijn eigen ontwikkeling toe.”

De buitenwereld herkent emotionele incest zelden. De ouder in kwestie lijkt erg betrokken en liefdevol, de band met het kind hecht en wederzijds. Maar eigenlijk is zo’n kind ‘onveilig gehecht’: omdat het opgroeit bij een controle­rende, vaak overbeschermende ouder, wordt het bijzonder angstig. Daardoor gaat dit kind zich aan zijn ouder vastklampen, en dat ver­sterkt hun te nauwe band alleen maar.

Voor buitenstaanders lijkt dat echter op instemming en medewerking. Zelfs de andere ouder herkent die dynamiek vaak niet. Of hij grijpt bewust niet in, omdat hij te zwak staat, of omdat hij er zelf bij gebaat is. Zoals de vader van Britt: “Hij wilde geen contact met mijn moeder en kon de verantwoordelijkheid voor mij niet aan. Maar hij wist dat er iets niet klopte. Eén keer zei hij dat er ‘iets’ is met mijn moeder, maar dat hij niet de persoon was om me dat te vertel­len. Daarna wilde hij er nooit meer over praten.”

In zijn praktijk ziet Paul Verhaeghe soms weg­gelopen jongeren die hun thuis zijn ontvlucht omdat die als een gevangenis aanvoelde. Toch moet hij hen dan nog uitleggen dat wat hun ou­der met hen deed, verkeerd is. Dat verbaast hen steeds, omdat ze niet anders kennen en dus niet kunnen vergelijken. Veel kinderen blijven dan ook in die giftige dynamiek vastzitten, ook als ze al lang volwassen zijn. “Ik weet het ook nog maar sinds twee jaar”, knikt Britt. “Ik had nog steeds een veel te close relatie met mijn moeder, voornamelijk uit schuld­gevoel en plichtsgevoel. Tot ik een boek over emotionele incest las en begon te googelen. Sinds­dien rouw ik om het leven dat ik niet heb gehad. Sinds kort lukt het me gelukkig wel om toch hoopvol naar de toekomst te kijken. Inzien dat mijn kindertijd niet deugde is nu bevrijdend. Vroeger legde ik de schuld voor alles bij mezelf. Nu vermoed ik dat mijn moeder psychische pro­blemen heeft en heb ik meer afstand genomen.”

In bepaalde gevallen kan emotionele incest in­derdaad het gevolg van een psychische stoornis zijn, vertelt Verhaeghe. “De ouder gebruikt zijn kind om zijn eigen noden te vervullen, een tekort op te vangen. Dat kan om een partner gaan, maar het gebeurt soms ook als er een partner voorhan­den is. Toch beseft zo’n ouder veelal niet wat hij doet. Hij gelooft oprecht dat hij in het belang van het kind handelt. Dat maakt het extra moeilijk om het patroon te doorbreken.”

Daarnaast wordt dit patroon ook vaak van ge­neratie op generatie doorgegeven: de grootouders en ouders maakten emotionele incest mee, en herhalen dit patroon bij hun kroost. Taspinar, ge­specialiseerd in ‘transgenerationeel trauma’, ziet een helder mechanisme: een kind dat leert dat het normaal is dat zijn ouder hem om hulp vraagt, zal dat patroon later zelf voortzetten. Hij zal het normaal vinden om zijn kind zelf ook om hulp te vragen. Tenzij er bewustwording komt en het onzichtbare in de ogen wordt gekeken. Dat hoort Verhaeghe ook steeds vaker bij volwassen slachtoffers van emotionele incest: “Ik wil dit pa­troon niet doorgeven, het stopt bij mij.”                  

Ans* (45) groeide op in een arm gezin met veel spanningen. “Mijn ouders maakten voortdu­rend ruzie en scheidden toen ik 6 jaar oud was. Zelf kwamen ze ook uit problematische gezin­nen. Ik vermoed dat mijn moeder verstandelijk beperkt is, maar dat werd door de familie ver­zwegen. Haar zus bouwde een normaal leven op, wij belandden in de marginaliteit.”
 

GOEDKOPE LIMONADE

Ans’ vader was gewelddadig en bedroog haar moeder, die niet voor zichzelf kon zorgen, laat staan voor Ans en haar broertje Bas. “Op een dag had mijn moeder papa’s kleren in zakken klaar­gezet. Zelf ging ze weg. Ik moest hem vertellen dat hij moest vertrekken. Een loodzware taak voor een kind van 6. Uiteraard werd hij razend.”

Na zijn vertrek leefde het gezin van een magere uitkering. “We moesten elke cent omdraaien, aten ongezond. Ik heb nooit water gedronken, alleen goedkope limonade. Groenten kende ik amper. We waren te dik. De rest van de familie leverde commentaar, maar wij kregen geen hulp. Ik moest voor mama en Bas zorgen. Van mama mochten we niets aan papa vragen. Lang heb ik hem niet gezien, zij hield dat tegen. Zelf toonde hij ook weinig interesse.”

Ans fungeerde als een ersatzpartner en leef­de geïsoleerd. “Er kwamen nooit kinderen spe­len. Overdag werd me verweten dat ik net als mijn vader was. Bas vertroetelde mama wel en dat dreef een wig tussen ons. Ik kreeg geen af­fectie van haar maar ze eiste wel dat ik haar af­fectie gaf. Jarenlang moest ik haar vasthouden in bed. Ik voelde veel weerzin jegens haar. Maar ik was ook bang dat ze zelfmoord zou ple­gen. Ik deed het huishouden, werd zeer zelf­standig en dat nam ze me kwalijk.

“Bas was het knuffelkindje. Hem hield ze klein, hij was heel afhankelijk. Dat gaf haar het gevoel dat ze nodig was: een goede moeder. Soms nam ze mij mee op café als hij sliep en vertelde me de vreselijkste details over mijn vader en de schei­ding. Dat was dubbel : ik wilde het niet weten, maar voelde me eindelijk serieus genomen, alsof ik bestaansrecht kreeg.”

Als tiener moest Ans bij haar zieke oma intrek­ken. “Daar moest ik ook bij haar in bed slapen. Zij had geen levensvreugde meer, ik vulde de leegte. Elke dag was ik bang haar dood aan te treffen. Als tiener moest ik medicatie anaal bij haar opsteken. Kwamen mijn tantes op bezoek, dan werd er taart gehaald. Maar ik moest de badkamer kuisen, die vol uitwerpselen lag.” Ans kreeg wel weer contact met haar vader, maar ook hij stortte zijn hart bij haar uit over zijn pro­blemen, relaties en seksuele frustraties. On­danks haar moeilijke jeugd financierde Ans haar eigen hogere studies en kreeg ze een warme re­latie met Geert, met wie ze drie zonen heeft. “Dankzij hem ontdekte ik hoe een normaal gezin eruitziet. Met mijn man en zonen kan ik oprecht knuffelen. Bij anderen vind ik fysieke intimiteit niet altijd evident. Ik ben vaak bang om net als mijn moeder of vader te zijn. Ik vecht tegen het oude patroon, doe er alles aan om het niet door te geven. Tegelijk moet ik op­passen dat ik niet te veel compenseer.”

Rond haar veertigste hoorde Ans een radio-in­terview met kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens. “Hij zei dat veel mensen niet we­ten wat mishandeling is en gaf zeer herkenbare voorbeelden. Ik moest enorm huilen. Kort daar­na ben ik in therapie gegaan.” Contact met haar moeder en broer heeft Ans niet meer. “Bas kampt met een verslavingsproblematiek, hij en mijn moeder hangen nog steeds aan elkaar vast. Ik denk niet dat dat ooit zal veranderen.”   

REDDINGSBOEI
De impact van emotionele incest hangt af van kind tot kind. Volgens Birsen Taspinar spelen er verschillende factoren mee, zoals de intelligentie, capaciteiten en gevoeligheid van het kind. “Tege­lijk creëert emotionele incest ook een vergrote gevoeligheid en empathie. Het is dus een wissel­werking. Kinderen die in die omstandigheden op­groeien worden extreem alert voor de emotionele toestand van hun ouder – en later voor die van anderen. Een kind wiens ouder bijvoorbeeld onvoorspelbare woedeaanvallen heeft, zal le­ren dat hij die ouder moet tegemoetkomen in zijn instabiliteit. Hij gaat uitzoeken wat helpt: stil en voorzichtig zijn, presteren of paaien.”

En hoe gevoeliger het kind, hoe geraffi­neerder de aanpassingen. “Kinderen met een minder ontwikkelde emotionele in­telligentie blijven meer met zichzelf be­zig. Maar kinderen die wel emotioneel intelligent en perfectionistisch zijn pas­sen zich verregaand aan. Zij verlaten hun kinderwereld.” Dat herkent Britt ook: “Ik stond als kind altijd ‘aan’ en voel nog steeds wat er in andere mensen omgaat. Het is een uit de hand gelopen zelfbescher­ming, erg vermoeiend.”

Maar hoewel emotionele incest niet op elk kind dezelfde impact heeft, krijgt wel ieder slachtoffer te weinig ruimte om zichzelf te ontplooien en te ontdekken. Daardoor ontwikkelt zo’n kind geen duidelijk zelfbeeld en weinig persoonlijke verlangens, laat staan een gezond besef van grenzen. Het gedrag van dit kind wordt voor­namelijk bepaald door de behoeften van zijn ouder.

Isolatie versterkt dit alles nog eens, zegt Paul Verhaeghe. “De ouder die emotionele incest pleegt isoleert zijn kind. De buitenwereld is gevaarlijk, het internet is slecht,... Met die overtuigin­gen verbergt die ouder dat hij zijn kind voor zich alleen wil houden. Het is ook voor elke ouder confronterend om te merken dat je kind door de buitenwe­reld wordt beïnvloed. Jouw lieve kleu­ter komt opeens met vuile taal thuis. Je tiener heeft een ‘slecht’ vriendje, wil een T-shirt met een agressieve print of verft z’n haar oranje. Voor sommige ouders is dergelijk controle­verlies extreem beangstigend. Het is alsof ze hun kind verliezen, hun red­dingsboei, het antwoord op alles wat ze zelf nooit kregen.”

Door die isolatie is het voor het kind zelf ook heel moeilijk om te zien wat er thuis misloopt. Juist door in groepen op te groeien, kun je een normbesef en een moreel oordeel ont­wikkelen. In een gesloten gezin worden er veel te weinig referentiepunten aangereikt. Daardoor stellen deze kinderen het patroon van emotionele incest dus ook niet in vraag. Het gevolg is dat ze later, als volwassene, vaak op­nieuw in toxische relaties belanden. Omdat ze als kind geen bestaansrecht kregen, en alleen in functie van hun ouder mochten bestaan, gaan ze als volwassene weer symbiotische relaties aan. Ze cijferen zich weg, komen niet voor zichzelf op, weten niet echt wat hun eigen behoeftes zijn.

“Naast veel psychische kwetsuren geeft emotio­nele incest ook veel relationele kwetsuren”, be­vestigt Birsen Taspinar. “Slachtoffers krijgen ver­latingsangst: ze gaan zich vastklampen en kunnen moeilijk grenzen aangeven. Of ze werden zo ver­stikt dat intimiteit hen doet walgen en waardoor ze anderen op afstand houden. Die kunstmatige grens heet dan bindingsangst.”
Al benadrukt Paul Verhaeghe dat de heling ook in relaties wordt gevonden: “Vaak ontdekken mensen pas dat ze in een traumatiserende, grens­overschrijdende situatie zijn opgegroeid als hun nieuwe partner het allemaal níét normaal vindt. En helen van zo’n kindertijd kun je niet alleen. Je hebt iemand, soms meerdere mensen, nodig om veilig bij te zijn. Alleen zo krijg je alsnog je refe­rentiepunten en leer je grenzen op een gezonde manier te beleven.”

Kim*(46) was 5 jaar oud toen haar ouders uit­eengingen. “Papa had een depressie en kon geen verantwoordelijkheden aan. Ik nam die over. Hij kon niet met geld om, deed zijn post niet open, kwam zijn afspraken en beloftes niet na. Soms zette hij pas om elf uur ’s avonds het eten op tafel. Er waren geen grenzen en regelmaat: ik mocht zo lang opblijven als ik wilde. Vaak was hij het hele weekend weg en liet hij me alleen. Als mensen boos op hem werden, nam ik de schuld op me. Vaak zat hij te huilen in de zetel en stortte zijn hart bij me uit.”

Toen Kim begon te puberen trof ze hem innig met een andere man aan en was geschokt. “Ik voelde me verraden. Ik had altijd alles voor hem gedaan en hij hield zo’n belangrijke infor­matie achter? Uiteindelijk stortte ik in en werd zelf depressief. Toen ik de confrontatie met hem aanging, begon hij te huilen als een klein kind. Ik kreeg alles te horen, details die ik niet wilde weten. Wekenlang ging hij door. Hoe hij het altijd had verstopt omdat het thuis niet mocht. Hoe moeilijk de seks met mama was. Ik kon dat niet aan.”

Toen smeekte haar vader haar om hem bij zijn familie te outen. “Ik moest de reacties incasseren. Dat de meesten niet verwonderd waren, kwetste me diep omdat ik kennelijk de enige was die het niet wist.” Tijdens Kims eerste vakantiejob ging haar vader failliet. Deurwaarders doken op. Haar oom vroeg haar de schulden af te betalen, opdat haar vader tot inzicht zou komen. “Het verander­de niets. In feite waren onze rollen volledig omge­draaid: ik was de moeder, hij het kind. Ook toen ik het huis uitging bleef hij aandacht vragen. Hij sprak enkel over zichzelf, zijn emoties, zijn pro­blemen en stelde nooit vragen.”

Inmiddels heeft Kim afstand genomen. “Hij nadert de 80 en wordt hulpbehoevend. Maar ik ben leeggegeven. Sinds een jaar kamp ik met een burn-out. Volgens de psycholoog omdat ik zo lang onjuiste verantwoordelijkheden heb gedragen. Ik verwerk het allemaal nog steeds. Mijn zoon is een confronterende spiegel: door hem de leeftijden te zien bereiken die ik destijds zelf had, begrijp ik nu hoe klein ik toen nog maar was. Dat doet veel pijn. Ik besef nu dat het niet oké was én dat mijn omgeving het gewoon liet gebeuren.”    

KINDERSTOEL
Kim weet wel dat haar vader ook een slachtoffer is van zijn eigen opvoe­ding en de tijdsgeest, maar ze is kwaad omdat hij het patroon niet doorbrak. “Haast al mijn levenskeu­zes zijn door zijn gedrag bepaald. Ik heb een zorgend beroep, klampte me te jong aan mijn partner vast en over­compenseer naar mijn kind. Vrien­den maken was altijd moeilijk omdat ik de kleine volwassene was terwijl zij nog zorgeloos speelden. Ik heb niet geleerd wat het is om je eigen cocon te hebben. Nog steeds ben ik zo op de gevoelswereld van anderen gericht dat ik mezelf vaak vergeet.”

In therapie kunnen slachtoffers van emotionele incest wel goede re­sultaten boeken. Birsen Taspinar merkt dat ze steeds door een rouw­proces gaan: ze rouwen om hun ge­stolen kindertijd. “Samen onderzoe­ken we dan welke onvervulde kindernoden er nog steeds bij hen spelen. We gaan ook differentiëren: we maken een afscheiding tussen wat van de ouder is en wat van het kind. Erkent de ouder wat hij gedaan heeft, dan is er minder schade en meer dui­delijkheid. Maar ziet die ouder zijn fouten niet in, dan is het veel moeilij­ker om het kluwen te ontrafelen.”

In haar praktijk ziet Taspinar ook dat haar cliënten vaak met overweldi­gende schuldgevoelens kampen. “Ik maak hen dan duidelijk dat wat er ge­beurd is, niet hun verantwoordelijk­heid was. Als kind heb je de behoefte om verzorgd te worden. Bij emotione­le incest moet je die zorg afgeven. Dat is niet jouw fout, dat is iets wat ontbrak. Dit inzicht krijgen zorgt voor zelfmedeleven.”

In therapie leren slachtoffers ook om hun zelfontwikkeling alsnog in te halen. Per leeftijd wordt bekeken wat er nodig was maar ontbrak. Taspinar leert haar cliënten om vaker hun eigen zin te doen, aan zichzelf te geven, hulp te vragen. Zeker in close relaties is het belangrijk dat ze le­ren om steun en troost te vragen, en hun noden en grenzen aan te geven. “Als slachtoffer leer je dat je alsnog de kinder­stoel mag innemen,” legt Taspinar uit. “De rol van volwassene, die ken je al. Maar je speelsheid en kwetsbaarheid, die mogen verder ontwikkeld worden. Een burn-out kan daar paradoxaal ge­noeg bij helpen, omdat die je uitnodigt om je no­den te onderzoeken. Slachtoffers die niet uitgeput raken, blijven vaak in het patroon vastzitten.”

ALCOHOL

Robert Koops (69) is ervaringsdeskundige en counselor op het gebied van emotionele incest en alcoholafhankelijkheid. Hij groeide op bij een vader die hem sloeg en een ‘noodlijdende’ moe­der (‘narcistisch noodlijdende ouders’ is een term van de Poolse psychoanalytica Alice Miller, bekend om haar werk over kindermishandeling).

“Noodlijdende ouders hebben enorme tekor­ten die tussen hen en hun kind in staan. Onbe­wust bepaalt hun behoeftige innerlijke kind hun volledige emotionele agenda. Een van de kinde­ren is hun lievelingetje en krijgt meer aandacht. Maar dat lievelingetje dient eigenlijk om die ou­der aandacht te geven. Dat is ook met mij ge­beurd. Al van jongs af aan was ik mijn moeders steunpilaar. Mijn broers en zus werden jaloers, ik had alleen nog haar.”

Roberts moeder stond niet op voor het ont­bijt of om hen naar school te brengen. “Vaak was er geen eten, hield ze me thuis en praatte honderduit over haar emoties en problemen. Meestal ging het over mijn vader. Ik wilde haar gelukkig maken, dus ik luisterde. Mijn moeder plaatste mij als een stootkussen tussen haar en mijn vader in. Hij reageerde zich op mij af. Iro­nisch genoeg hield ik zo het gezin bij elkaar.”

Zo kwam het dat Robert opgroeide tot een man die altijd klaarstond om anderen te red­den. “Daar ontleende ik zelfwaarde aan: als ik maar hard genoeg mijn best doe, komt het wel goed.” Zelf vader worden bleek een kantelmo­ment. Hij begon de relatie met zijn moeder in vraag te stellen en wilde het zelf anders doen. “De moeder van mijn zoon was erg angstig en ik was een vaderfiguur voor haar. Die dynamiek was geen gezond voorbeeld voor ons kind. Ik scheidde van haar, ging studeren en leerde veel over ouder-kindsystemen. Die kennis zette ik in voor de opvoeding van mijn zoon.”

Nadat Robert zijn diploma behaalde, kreeg hij een nieuwe partner. De relatie liep echter mis en hij begon te veel te drinken. “Stoppen lukte niet. Tot ik onderzocht waaróm ik dronk. Het kwam door een heimwee naar iets wat er nooit was ge­weest: de volledige acceptatie van mijn ouders. Dat bestaansrecht had ik niet gekregen; mijn moe­der had mij nodig om zelf te kunnen bestaan. Al­cohol bracht me het kalmerende gevoel dat zij mij destijds nooit had geboden. Toen ik dat inzag, kon ik stoppen.”

Robert schreef zijn moeder een brief over hoe zijn kindertijd hem had getekend en dat veran­derde iets. Al verviel ze toch vaak in oud gedrag en lukte het haar niet om een oma te zijn. “Uitein­delijk kwam het tot een gesprek. Ze zei dingen waardoor ik me voor het eerst haar kind voelde. Ik was 58. Twee dagen later stierf ze. Sinds dat gesprek ben ik niet meer boos. Ze wist niet wat ze deed. Ze is zelf als kind door haar vader mis­bruikt. Zo is haar behoeftige innerlijke kind ont­staan, dat onze relatie in de weg stond.”

Intussen heeft Robert het meeste verwerkt, maar het verleden is nooit voorbij. “Een kind dat door noodlijdende ouders werd opgevoed, kijkt nog steeds via die ouders naar de wereld. Het is alsof je autorijdt met je ouders op de ach­terbank: in plaats van voluit het leven in te rij­den, kijk je in de achteruitkijkspiegel om te zien of het wel veilig is, of zij wel oké zijn. Ik kijk heel soms nog om, maar ik kan intussen wel goed in verbinding gaan. Mijn zoon noemt me de schakel die de ketting doorbreekt.”

* Dit zijn schuilnamen. De echte namen zijn bij de redactie gekend.

Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de website www.zelfmoord1813.be.

Populaire posts van deze blog

Achterlopen op leeftijdsgenoten door trauma

ARTIKEL: Hoogbegaafdheid, geen luxeprobleem

PODCAST MENSENKENNIS