OMGAAN MET HOOGSENSITIVITEIT
Enkele jaren geleden schreef ik een column voor Het
Nieuwsblad Magazine over hoogsensitiviteit. Daarin beschreef ik hoe iemand mij
als prille twintiger ooit aanraadde om eens het boek Hoog Sensitieve Personen (HSP) van Elaine Aron te lezen. Ik kocht het maar ik las het niet. Ik had toen al een
hekel aan hokjesdenken en het laatste wat ik mezelf - na jaren van gepest te worden- wilde aandoen, was een nieuw etiket. Wat me ook niet aansprak: het gevoel van superioriteit dat sommige mensen aan hun hoogsensitiviteit menen te ontlenen. Of juist een perfect excuus voor de eeuwige slachtofferrol. Ikzelf voel me evenwaardig - en soms helaas minderwaardig- aan mijn medemens en geloof dat de slachtofferrol enkel kortstondig kan helpen bij een verwerkingsproces. Op de lange duur werkt die rol juist zeer beperkend omdat je je verantwoordelijkheid niet opneemt en jezelf alle macht over je leven ontzegt.
Hoe dan ook, op mijn zesentwintigste las ik het boek toch. En ik herkende er meteen zo veel van, dat het een openbaring was. Nadat een psychologe me ondervroeg, bleek dat ik extreem hoog scoorde op vlak van hoogsensitiviteit. Natuurlijk beschouw ik mezelf als meer dan alleen dat ene persoonlijkheidskenmerk. Maar ik geef nu aan mezelf toe dat ik -ook- een hsp'tje ben en daar rekening mee moet houden.
Sinds die ene column ontvang ik nog steeds regelmatig brieven van lezers die vermoeden of zeker weten dat zij hoogsensitief zijn. Ze vragen me hoe ik met mijn gevoeligheid omga. Ik kan en wil niet voor anderen spreken of beslissen, enkel voor mezelf. Maar omdat de vraag zo vaak komt, heb ik besloten om mijn voorlopige bevindingen in een blogpost te gieten.
Levensopdracht
Voor mij is hoogsensitiviteit een levensopdracht.
Het voelt alsof je de filter niet hebt die veel mensen wel hebben en daarom komen zo veel meer prikkels - negatief én positief - extra hard bij je binnen. Dat zet je innerlijke alarmsysteem telkens in werking. Iets wat erg lastig kan zijn omdat je bijvoorbeeld sneller moe bent en vaker het gevoel hebt dat je mensen teleurstelt omdat je niet mee kunt op hun tempo.
Maar iets wat ook veel goede aspecten heeft: je hebt bijvoorbeeld een uitstekend oog voor detail, je bent erg empatisch, je ervaart veel en begrijpt daardoor meer, je voelt anderen goed aan, staat in contact met je intuïtie, enzovoort.
Toen ik mijn hoogsensitiviteit (samen met andere eigenschappen van mezelf, zoals bijvoorbeeld mijn artistieke karakter) nog volledig veroordeelde, kampte ik met een depressie. Ik wilde ‘normaal’ zijn, haatte mezelf en wilde er uiteindelijk simpelweg niet meer zijn. Mijn levensopdracht hield echter het tegenovergestelde in: ik moest niet proberen te zijn zoals ‘de rest’ (alsof ‘de rest’ bestaat en het een groep mensen betreft die allemaal exact hetzelfde zijn, niet dus). Ik moest niet ophouden met te leven. Ik moest juist leren om een leven voor mezelf te ontwikkelen, een leven op maat met mijn persoonlijkheid als vertrekpunt. Ontdekken wie ik was en daar de verantwoordelijkheid voor nemen. Voor mij betekent dat onder andere dat ik enkel kan blijven geven aan anderen, als ik ook aan mezelf geef. Met andere woorden: als ik rekening houd met mezelf. Noem het gerust zelfzorg.
Emmertjes
Dat lukt met vallen en opstaan, maar alsmaar beter. Wat weinig mensen tot nog toe van me wisten, is dat ik mijn leven opdeel in zogenaamde emmertjes.
Er is een emmertje voor sociale contacten.
Een emmertje voor luide geluiden.
Een emmertje voor andermans problemen/emoties.
Een emmertje voor mijn eigen problemen/emoties.
Een emmertje voor fysieke ongemakken/pijn.
Een emmertje voor zelfopoffering.
Een emmertje voor drukte.
Een emmertje voor stank.
Een emmertje voor stress/angst.
Een emmertje voor positieve indrukken.
Een emmertje voor verandering.
En dan vergeet ik er vast nog een paar. In elk geval moet ik ervoor zorgen dat die emmertjes niet vol geraken. Anders raak ik volkomen overprikkeld en dan ben ik voor zowel mezelf als mijn omgeving niet te genieten: moe, huilerig, bang, met pijn in heel mijn lijf en niet in staat om te werken, laat staan met mensen om te gaan.
Om een voorbeeld te geven: ik ben er inmiddels achter dat mijn emmertje voor sociale contacten slechts één à twee afspraken per week toelaat. Voor mijn vertrouwenspersonen (vriend, moeder) gelden andere regels, die kan ik vaker zien. Maar voor al die andere mensen, geldt hetzelfde. Twee afspraken per week gaat net. Na drie afspraken op één week, stort ik in. Ik vind dat beschamend en vervelend. Maar er is niks aan te doen. Ik heb al zo vaak geprobeerd om deze eigenschap van mezelf te veranderen en het lukt nooit.
(Wat misschien mede aan de oorzaak ligt, is dat ik gewoon niet zo sociaal ben. Ik ben als kind meermaals verhuisd, heb nooit lang op dezelfde school gezeten, werd veel gepest… ik groeide op met het besef dat ik mogelijk gauw weer afscheid moest nemen. Dat wierp me op mezelf terug. Bovendien ben ik iemand die graag alleen zit te tekenen, te schrijven, te schilderen, te musiceren… Ik houd van mensen maar bij mij kosten sociale contacten haast altijd energie. Misschien dat andere hoogsensitieve mensen met een socialere inborst, juist veel meer afspraken in hun emmertje krijgen, en daar zelfs energie uit putten.)
Gelukkig heb ik ook manieren gevonden om mijn volle emmertjes weer leger te krijgen.
In de natuur vertoeven helpt. Alsook mediteren. Slapen. Met dieren bezig zijn. Pianospelen (tenzij mijn emmertje voor geluiden vol is). Schilderen (tenzij de overprikkeling zo erg is dat ik mijn inspiratie niet meer kan voelen). Een serie kijken met mijn verstand op nul. Een gesprek met een vertrouwenspersoon, over wat er nu echt in me omgaat. Humor, lachen, relativeren (zeker ook mezelf!). En de liefde in al zijn facetten, neemt bijzonder veel onrust weg.
Angst als grootste prikkel
Heb ik ook over mezelf geleerd: voor mij is angst de grootste prikkel. Als ik veel angsten heb, gaat mijn alarmsysteem voortdurend af en zitten alle andere emmertjes meteen ook propvol.
Daarom werk ik enerzijds aan mijn angsten (als twintiger ben ik in therapie geweest, ik doe veel aan zelfonderzoek, volgde een cursus over psychologische patronen en een opleiding tot life coach).
Hoe dan ook, op mijn zesentwintigste las ik het boek toch. En ik herkende er meteen zo veel van, dat het een openbaring was. Nadat een psychologe me ondervroeg, bleek dat ik extreem hoog scoorde op vlak van hoogsensitiviteit. Natuurlijk beschouw ik mezelf als meer dan alleen dat ene persoonlijkheidskenmerk. Maar ik geef nu aan mezelf toe dat ik -ook- een hsp'tje ben en daar rekening mee moet houden.
Sinds die ene column ontvang ik nog steeds regelmatig brieven van lezers die vermoeden of zeker weten dat zij hoogsensitief zijn. Ze vragen me hoe ik met mijn gevoeligheid omga. Ik kan en wil niet voor anderen spreken of beslissen, enkel voor mezelf. Maar omdat de vraag zo vaak komt, heb ik besloten om mijn voorlopige bevindingen in een blogpost te gieten.
Levensopdracht
Voor mij is hoogsensitiviteit een levensopdracht.
Het voelt alsof je de filter niet hebt die veel mensen wel hebben en daarom komen zo veel meer prikkels - negatief én positief - extra hard bij je binnen. Dat zet je innerlijke alarmsysteem telkens in werking. Iets wat erg lastig kan zijn omdat je bijvoorbeeld sneller moe bent en vaker het gevoel hebt dat je mensen teleurstelt omdat je niet mee kunt op hun tempo.
Maar iets wat ook veel goede aspecten heeft: je hebt bijvoorbeeld een uitstekend oog voor detail, je bent erg empatisch, je ervaart veel en begrijpt daardoor meer, je voelt anderen goed aan, staat in contact met je intuïtie, enzovoort.
Toen ik mijn hoogsensitiviteit (samen met andere eigenschappen van mezelf, zoals bijvoorbeeld mijn artistieke karakter) nog volledig veroordeelde, kampte ik met een depressie. Ik wilde ‘normaal’ zijn, haatte mezelf en wilde er uiteindelijk simpelweg niet meer zijn. Mijn levensopdracht hield echter het tegenovergestelde in: ik moest niet proberen te zijn zoals ‘de rest’ (alsof ‘de rest’ bestaat en het een groep mensen betreft die allemaal exact hetzelfde zijn, niet dus). Ik moest niet ophouden met te leven. Ik moest juist leren om een leven voor mezelf te ontwikkelen, een leven op maat met mijn persoonlijkheid als vertrekpunt. Ontdekken wie ik was en daar de verantwoordelijkheid voor nemen. Voor mij betekent dat onder andere dat ik enkel kan blijven geven aan anderen, als ik ook aan mezelf geef. Met andere woorden: als ik rekening houd met mezelf. Noem het gerust zelfzorg.
Emmertjes
Dat lukt met vallen en opstaan, maar alsmaar beter. Wat weinig mensen tot nog toe van me wisten, is dat ik mijn leven opdeel in zogenaamde emmertjes.
Er is een emmertje voor sociale contacten.
Een emmertje voor luide geluiden.
Een emmertje voor andermans problemen/emoties.
Een emmertje voor mijn eigen problemen/emoties.
Een emmertje voor fysieke ongemakken/pijn.
Een emmertje voor zelfopoffering.
Een emmertje voor drukte.
Een emmertje voor stank.
Een emmertje voor stress/angst.
Een emmertje voor positieve indrukken.
Een emmertje voor verandering.
En dan vergeet ik er vast nog een paar. In elk geval moet ik ervoor zorgen dat die emmertjes niet vol geraken. Anders raak ik volkomen overprikkeld en dan ben ik voor zowel mezelf als mijn omgeving niet te genieten: moe, huilerig, bang, met pijn in heel mijn lijf en niet in staat om te werken, laat staan met mensen om te gaan.
Om een voorbeeld te geven: ik ben er inmiddels achter dat mijn emmertje voor sociale contacten slechts één à twee afspraken per week toelaat. Voor mijn vertrouwenspersonen (vriend, moeder) gelden andere regels, die kan ik vaker zien. Maar voor al die andere mensen, geldt hetzelfde. Twee afspraken per week gaat net. Na drie afspraken op één week, stort ik in. Ik vind dat beschamend en vervelend. Maar er is niks aan te doen. Ik heb al zo vaak geprobeerd om deze eigenschap van mezelf te veranderen en het lukt nooit.
(Wat misschien mede aan de oorzaak ligt, is dat ik gewoon niet zo sociaal ben. Ik ben als kind meermaals verhuisd, heb nooit lang op dezelfde school gezeten, werd veel gepest… ik groeide op met het besef dat ik mogelijk gauw weer afscheid moest nemen. Dat wierp me op mezelf terug. Bovendien ben ik iemand die graag alleen zit te tekenen, te schrijven, te schilderen, te musiceren… Ik houd van mensen maar bij mij kosten sociale contacten haast altijd energie. Misschien dat andere hoogsensitieve mensen met een socialere inborst, juist veel meer afspraken in hun emmertje krijgen, en daar zelfs energie uit putten.)
Gelukkig heb ik ook manieren gevonden om mijn volle emmertjes weer leger te krijgen.
In de natuur vertoeven helpt. Alsook mediteren. Slapen. Met dieren bezig zijn. Pianospelen (tenzij mijn emmertje voor geluiden vol is). Schilderen (tenzij de overprikkeling zo erg is dat ik mijn inspiratie niet meer kan voelen). Een serie kijken met mijn verstand op nul. Een gesprek met een vertrouwenspersoon, over wat er nu echt in me omgaat. Humor, lachen, relativeren (zeker ook mezelf!). En de liefde in al zijn facetten, neemt bijzonder veel onrust weg.
Angst als grootste prikkel
Heb ik ook over mezelf geleerd: voor mij is angst de grootste prikkel. Als ik veel angsten heb, gaat mijn alarmsysteem voortdurend af en zitten alle andere emmertjes meteen ook propvol.
Daarom werk ik enerzijds aan mijn angsten (als twintiger ben ik in therapie geweest, ik doe veel aan zelfonderzoek, volgde een cursus over psychologische patronen en een opleiding tot life coach).
Anderzijds besef ik dat ik mijn wereld ook niet te klein mag maken. Want hoe nauwer
mijn cocon, hoe onbekender alles wordt, en hoe meer angst het onbekende in me oproept. Want ook dat is typisch voor veel hooggevoelige mensen: dat je moeite hebt met
veranderingen. Zelfs al snak je er tegelijk naar, zoals ik.
Als columniste, cartooniste en journaliste heb ik een job met veel deadlines, wat toch vaak voor stress zorgt. Soms ben ik bang om niet goed of op tijd te presteren, om zonder ideeën te vallen, om te veel over mezelf te leuteren ook al probeer ik universele thema's aan te snijden, enzovoort. Maar ik merk dat de herhaling van de deadlines ervoor zorgt dat die angsten verminderen: ik heb in mijn carrière nog maar één keer niet op tijd een deadline gehaald en dat bleek niet eens een probleem. Ondertussen weet ik dat ik op mijn eigen creativiteit mag vertrouwen, dat er altijd wel 'iets' komt. En dat er niks mis is met een gezonde portie zelftwijfel zolang ik mezelf ook toesta om fouten te maken en daardoor te evolueren.
Ik leer hieruit dat stressgevende situaties voor mij minder stresserend worden, naarmate ze vertrouwder worden.
Ik zoek dus steeds opnieuw een balans tussen grenzen verleggen én rekening houden met mijn bestaande grenzen. Eigenlijk is dat niet zo moeilijk als ik vroeger dacht: het is niet anders dan telkens opnieuw bij jezelf aftoetsen, je intuïtie volgen. Dus niet beslissen: zo ben ik en dat patroon rationeel op jezelf en je verdere leven toepassen. Maar telkens opnieuw voelen, contact maken met je innerlijke stem / je buikgevoel / hoe je het wil noemen. Ikzelf noem het resoneren: als ik voel dat er iets in mij resoneert met een stelling of situatie, dan klopt het voor mij.
Soms kan je die dag veel aan, soms juist weinig. Om dat te voelen moet je jezelf wel de ruimte gunnen om te mogen voelen. Om stil te staan bij je eigen noden. Dat is iets wat ik nog regelmatig moeilijk vind: dan vergeet ik om mezelf te vragen wat ik wil, wat ik vind, wat ik voel, wat ik nodig heb. Die vier zinnen zou ik beter op een post-it schrijven en boven mijn bureau hangen. Het was ook een opdracht die ik als lifecoach aan mijn cliënten gaf: houd een week lang een dagboek bij waarin je bij elke situatie die jou uit balans brengt, antwoord geeft op de volgende vragen:
Wat wil jij?
Wat vind jij?
Wat voel jij?
Wat heb jij nodig?
De reacties waren steeds overweldigend. Vooral in het begin wisten mijn cliënten vaak niet wat ze wilden, vonden, voelden, nodig hadden. Maar gaandeweg kwam het antwoord. En dat bracht hen dichter bij zichzelf, en dichter bij hun dierbaren. Vaak bleven ze dat dagboek daarom langer dan een week bijhouden.
Ik herinner me nog een gesprek met een man die zich ergerde aan dit soort zaken, hij noemde dat puur narcisme, mensen die alleen maar bezig zijn met hun eigen noden. Maar dat is niet hetgeen waarop ik doel. Het gaat net om wat ik eerder al formuleerde: aan jezelf geven zodat je aan een ander kunt blijven geven. En ook: hoe beter je jezelf kent, hoe beter je werkelijk contact kunt maken met een ander. En ten slotte: zelfkennis en de verantwoordelijkheid nemen voor je noden en persoonlijkheid, is een vorm van psychische hygiëne. Want wat je aan jezelf kunt geven, vraag je niet aan een ander - al dan niet onbewust. Denk maar aan mensen met een laag zelfbeeld die voortdurend hengelen naar complimentjes. Of mensen met een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, die verwachten dat anderen hun problemen oplossen. Wie zichzelf beter kent, kan beter voor zichzelf zorgen.
Zelfontkennende gedachte
Iets wat ik als een belangrijke stap zie in het proces van zelfkennis, is je bewust worden van je zelfontkennende gedachte. Dat is een gedachte waarbij je jezelf naar beneden haalt, jezelf beperkt. Bijvoorbeeld: ik mag er niet zijn, ik ben het niet waard, ik ben schuldig, er is geen plaats voor mij, ik doe het niet goed, enzovoort.
Het is menselijk om die gedachte onbewust op situaties en anderen te projecteren, maar het leven wordt een stuk gezelliger als je je van die gedachte bewust wordt en hem (zonder oordeel) aanpakt.
Mijn psychologe heeft me ooit geleerd dat een gebeurtenis pas traumatisch wordt, als je er onbewust of bewust een zelfontkennende gedachte aan koppelt. Ik heb in mijn kindertijd akelige ervaringen meegemaakt die ik toen onbewust interpreteerde als een teken dat ik er niet mocht zijn of iets niet goed genoeg deed. En om terug te komen op mijn hooggevoeligheid: daar koppelde ik ook lang de gedachte “ik mag er niet zijn” of “ik doe het niet goed” aan. Dat maakte me ongelukkig.
Nog steeds heb ik die neiging maar omdat ik me nu bewust ben van dit patroon, kan ik ingrijpen. Ik dien mijn zelfkritiek dan van repliek: “Ik heb wel bestaansrecht want ik ben er nu eenmaal en als ik rekening houd met mijn eigen gebruiksaanwijzing, kan ik het wél goed doen.” Zoiets. Ja, ik weet dat het best pathetisch klinkt. Maar wellicht is het voor sommigen zo herkenbaar, dat het toch waardevol is om toe te geven!
Meer over mijn persoonlijke zoektocht lees je in mijn boek 'Dat Kleine Geluk'. Intussen heb ik, als vervolg op deze blogpost, ook een boek geschreven over mijn ervaringen met hoogsensitiviteit. Leven zonder filter is intussen een bestseller en nog steeds overal verkrijgbaar.
Als columniste, cartooniste en journaliste heb ik een job met veel deadlines, wat toch vaak voor stress zorgt. Soms ben ik bang om niet goed of op tijd te presteren, om zonder ideeën te vallen, om te veel over mezelf te leuteren ook al probeer ik universele thema's aan te snijden, enzovoort. Maar ik merk dat de herhaling van de deadlines ervoor zorgt dat die angsten verminderen: ik heb in mijn carrière nog maar één keer niet op tijd een deadline gehaald en dat bleek niet eens een probleem. Ondertussen weet ik dat ik op mijn eigen creativiteit mag vertrouwen, dat er altijd wel 'iets' komt. En dat er niks mis is met een gezonde portie zelftwijfel zolang ik mezelf ook toesta om fouten te maken en daardoor te evolueren.
Ik leer hieruit dat stressgevende situaties voor mij minder stresserend worden, naarmate ze vertrouwder worden.
Ik zoek dus steeds opnieuw een balans tussen grenzen verleggen én rekening houden met mijn bestaande grenzen. Eigenlijk is dat niet zo moeilijk als ik vroeger dacht: het is niet anders dan telkens opnieuw bij jezelf aftoetsen, je intuïtie volgen. Dus niet beslissen: zo ben ik en dat patroon rationeel op jezelf en je verdere leven toepassen. Maar telkens opnieuw voelen, contact maken met je innerlijke stem / je buikgevoel / hoe je het wil noemen. Ikzelf noem het resoneren: als ik voel dat er iets in mij resoneert met een stelling of situatie, dan klopt het voor mij.
Soms kan je die dag veel aan, soms juist weinig. Om dat te voelen moet je jezelf wel de ruimte gunnen om te mogen voelen. Om stil te staan bij je eigen noden. Dat is iets wat ik nog regelmatig moeilijk vind: dan vergeet ik om mezelf te vragen wat ik wil, wat ik vind, wat ik voel, wat ik nodig heb. Die vier zinnen zou ik beter op een post-it schrijven en boven mijn bureau hangen. Het was ook een opdracht die ik als lifecoach aan mijn cliënten gaf: houd een week lang een dagboek bij waarin je bij elke situatie die jou uit balans brengt, antwoord geeft op de volgende vragen:
Wat wil jij?
Wat vind jij?
Wat voel jij?
Wat heb jij nodig?
De reacties waren steeds overweldigend. Vooral in het begin wisten mijn cliënten vaak niet wat ze wilden, vonden, voelden, nodig hadden. Maar gaandeweg kwam het antwoord. En dat bracht hen dichter bij zichzelf, en dichter bij hun dierbaren. Vaak bleven ze dat dagboek daarom langer dan een week bijhouden.
Ik herinner me nog een gesprek met een man die zich ergerde aan dit soort zaken, hij noemde dat puur narcisme, mensen die alleen maar bezig zijn met hun eigen noden. Maar dat is niet hetgeen waarop ik doel. Het gaat net om wat ik eerder al formuleerde: aan jezelf geven zodat je aan een ander kunt blijven geven. En ook: hoe beter je jezelf kent, hoe beter je werkelijk contact kunt maken met een ander. En ten slotte: zelfkennis en de verantwoordelijkheid nemen voor je noden en persoonlijkheid, is een vorm van psychische hygiëne. Want wat je aan jezelf kunt geven, vraag je niet aan een ander - al dan niet onbewust. Denk maar aan mensen met een laag zelfbeeld die voortdurend hengelen naar complimentjes. Of mensen met een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, die verwachten dat anderen hun problemen oplossen. Wie zichzelf beter kent, kan beter voor zichzelf zorgen.
Zelfontkennende gedachte
Iets wat ik als een belangrijke stap zie in het proces van zelfkennis, is je bewust worden van je zelfontkennende gedachte. Dat is een gedachte waarbij je jezelf naar beneden haalt, jezelf beperkt. Bijvoorbeeld: ik mag er niet zijn, ik ben het niet waard, ik ben schuldig, er is geen plaats voor mij, ik doe het niet goed, enzovoort.
Het is menselijk om die gedachte onbewust op situaties en anderen te projecteren, maar het leven wordt een stuk gezelliger als je je van die gedachte bewust wordt en hem (zonder oordeel) aanpakt.
Mijn psychologe heeft me ooit geleerd dat een gebeurtenis pas traumatisch wordt, als je er onbewust of bewust een zelfontkennende gedachte aan koppelt. Ik heb in mijn kindertijd akelige ervaringen meegemaakt die ik toen onbewust interpreteerde als een teken dat ik er niet mocht zijn of iets niet goed genoeg deed. En om terug te komen op mijn hooggevoeligheid: daar koppelde ik ook lang de gedachte “ik mag er niet zijn” of “ik doe het niet goed” aan. Dat maakte me ongelukkig.
Nog steeds heb ik die neiging maar omdat ik me nu bewust ben van dit patroon, kan ik ingrijpen. Ik dien mijn zelfkritiek dan van repliek: “Ik heb wel bestaansrecht want ik ben er nu eenmaal en als ik rekening houd met mijn eigen gebruiksaanwijzing, kan ik het wél goed doen.” Zoiets. Ja, ik weet dat het best pathetisch klinkt. Maar wellicht is het voor sommigen zo herkenbaar, dat het toch waardevol is om toe te geven!
Meer over mijn persoonlijke zoektocht lees je in mijn boek 'Dat Kleine Geluk'. Intussen heb ik, als vervolg op deze blogpost, ook een boek geschreven over mijn ervaringen met hoogsensitiviteit. Leven zonder filter is intussen een bestseller en nog steeds overal verkrijgbaar.