WEG VAN KUNST (2)

Op mijn veertiende was ik een romantische ziel met een voorliefde voor het figuratieve. Dus toen een leraar aan de kunsthumaniora opdracht gaf om een bekende reproductie in het klein na te schilderen met een zo exact mogelijk kleurgebruik, koos ik een schilderij met genereuze drapages, lenteachtig natuurschoon en enkele diagonalen voor de dynamiek. Ik begon dan wel meteen de grote lijnen na te tekenen, liever wilde ik de verf al mengen. Kleuren zo precies mogelijk nabootsen – uit de realiteit of de tinten van mijn verbeelding – brengt me al sinds mijn kindertijd in vervoering.

Naast mij ontfermde een klasgenoot zich over de Madonna van Jean Fouquet. Ik keek van de glinsterend roze tongpunt in zijn mondhoek, naar de licht gekreukte print naast zijn pennenzak: een bleke dame met een borst als een moordwapen, een griezelige boreling en een handvol bloedrode engelen, schijnbaar opgetrokken uit glimmend rubber, deden me fronsen van afkeer. Mijn klasgenoot volgde mijn blik: "Ongelooflijk, hé?" Ik antwoordde dat het blauw op de achtergrond schitterend was.

Op mijn zestiende sprak ik met iemand over schilderkunst en noemde de Madonna van Fouquet een toonbeeld van wansmaak. "Onvoorstelbaar dat een kunstenaar al zoiets lelijks kon maken in de vijftiende eeuw," brieste ik. "Moest hij dat nu in de twintigste hebben gepresteerd, omringd door lijnbussen, beton en afvalcontainers, dan zou ik het misschien nog begrijpen." Mijn gesprekspartner vond het normaal dat ik een uitgesproken mening had. Zelf vond ik dat niet. In die tijd groeide ik op in een Indiase sekte waar dogma's weinig ruimte lieten voor persoonlijke beschouwingen. Ik trilde over mijn hele lijf. Niet veel later zou ik die sekte als eerste van mijn gezin verlaten.

Terwijl ik de religieuze dogma's een voor een aflegde, bleef ik geloven dat de Madonna van Fouquet een mottige vergissing was. Dat had ik ooit beslist, dat bleef zo. Tot ik enkele jaren geleden zat te lunchen op een terras op het Antwerpse Zuid, waar het Museum voor Schone Kunsten werd verbouwd en een zeil met een print van het schilderij de aandacht trok. Mijn eerste gedachte was dat die enge baby beter uitkwam op zeil dan paneel. Maar toen keek ik. Ik keek écht. En ik zag iets wat ik nog niet eerder gezien had.

In coronatijd ben ik dan maar naar het museum Mayer van den Bergh gehold, speciaal om de Madonna van Fouquet te aanschouwen, die toen, als ik het mij goed herinner, net terug was uit de Verenigde Staten. Met een hemelsblauw mondkapje op spoedde ik me door zalen vol donker hout, levensechte druiven en Breugeliaanse ijspistes, naar het slotakkoord van de tentoonstelling. Als een bleek sneeuwwitje hing de Madonna in een kille glazen kist. Op enkele spots na was de ruimte verduisterd. Er waren nauwelijks bezoekers dus ik kon eindeloos kijken, staren, dichter komen, afstand nemen. Waren het de stoffen en de juwelen die me overreden? De lichtvlekjes in de hyperrealistische engelenogen? De rebellie van de kunstenaar, die verschillende tradities voor het eerst liet samenvloeien? De eenvoud van de primaire kleuren? De bevreemdende sfeer die mijn gevoel voor esthetiek uitdaagde? Ik liet in ieder geval iets van mezelf los.

Op mijn veertiende ontleende ik een identiteit aan mijn voorkeuren. Dat was toen nodig: ontdekken waar ik voor stond, loskomen van wat me beperkte, me verbinden met gelijkgezinden. Maar het is me té comfortabel om een mening of een perspectief aan te trekken als een vertrouwde badjas, en die vervolgens nooit meer uit te doen. Nu vind ik het interessanter om mijn identiteit in twijfel te trekken. Om zo meer openheid te creëren, meer af te leggen. Ik ben niet bang voor zelfverlies; de waarden die voor mij essentieel zijn gebleken, vormen het kloppende hart van een verder veranderlijke persoonlijkheid. Het zijn de conditioneringen die ik wil afleggen. Moge ze almaar transparanter worden, als de ongrijpbare sluier van de Madonna van Fouquet.

Vandaag las ik een citaat van Rick Rubin, een Amerikaanse muziekproducent met een indrukwekkende baard die de Vlaamse Primtieven ongetwijfeld geïnspireerd zou hebben. Hij schreef: "Vind iets waar je een uitgesproken mening over kunt hebben. En wanneer je je die mening hebt eigengemaakt, leer dan om het tegendeel te beargumenteren." Misschien doen we daar soms wel dertig jaar over.

🖊️ Deze column van Fleur van Groningen verscheen zomer 2023 in het kunstmagazine The Art Couch.



Populaire posts van deze blog

Achterlopen op leeftijdsgenoten door trauma

PODCAST MENSENKENNIS

ARTIKEL: Hoogbegaafdheid, geen luxeprobleem