OVER HOOP

Ik was in de twintig toen ik aan tafel belandde met enkele oudere carrièremannen, waaronder één die een topfunctie bekleedde en daar zichtbaar enige zelfgenoegzaamheid aan ontleende. Hoewel ik probeerde deel te nemen aan het gesprek, werd er druk over me heen gepraat; in hun ogen had een jonge vrouw vast niets zinnigs te vertellen.

Op een bepaald moment mengde ik me toch en benadrukte met trillende stem het belang van hoopvol in het leven te staan. De topman keek me meewarig aan – het was de eerste keer dat we oogcontact maakten – en lachte me gekunsteld uit. Vervolgens antwoordde hij hoofdschuddend dat hij de hoop al lang had opgegeven. Hij was er kennelijk trots op. Wat volgde was een wrang betoog dat mij zin gaf om mijn graf te delven en er alvast in te gaan liggen. Toen ik die avond naar huis reed, was ik totaal overtuigd van mijn eigen gelijk. Toen die man enkele maanden later stierf aan een hartaanval, vroeg ik me af in welke mate verbittering het hart aanvalt.

Als je jong bent, is de wereld vaak nog vrij zwart-wit. Je bent de sprookjes wel ontgroeid maar in jouw beleving lopen nog helden en antagonisten rond. Met de komst van meer levenservaring, kan de nuance je veroveren. Zo begreep ik op een dag dat hoop en verbittering niet lijnrecht tegenover elkaar staan, maar dat hoop verschillende dimensies kent, en één daarvan kan leiden tot verbittering.
Ik zag het in de verhaallijn van een dierbare: als jongmens hoopte hij op een avontuurlijk leven, intense liefde, overweldigend succes. Toen die droom uitbleef, volgde een grote, vernietigende teleurstelling. Het onbegrip van anderen deed hem pijn en hij was eenzaam. Datgene wat hem, in plaats van die helende fantasie, werkelijk zou verlost hebben, zag hij niet: een diep verlangen naar gezonde, accepterende zelfliefde.

Er bestaat een vorm van hoop die het onleefbare toedekt. Ze legt een watten deken over wat je niet wilt zien: jouw tekortkomingen, die van anderen, onmogelijkheden, de onzekerheid van schijnzekerheden, de rauwheid van het leven. Vroeg of laat brokkelt die valse hoop af, om de waarheid bruut te onthullen. Dan heb je de keuze tussen verbittering of radicale eerlijkheid.
Mijn dierbare koos het eerste: hij was het slachtoffer van een weinig vervullend leven en bitterheid werd zijn identiteit. Het was voeding voor het ego: als misantroop voelde hij zich beter dan anderen en tegelijkertijd leed hij onder dat isolement.  

Valse hoop en verbittering zijn gradaties van dezelfde vooringenomenheid. Je projecteert een enkele aanname op alles, zonder die aan de realiteit te toetsen. Ofwel wil je niets weten, ofwel is alles en iedereen slecht. Ook ik heb die fase gekend: nadat een passionele relatie uitmondde in psychisch misbruik durfde ik lange tijd niemand meer te vertrouwen. Ik weigerde nog het goede te zien dat ik vroeger, zonder gegronde redenen, juist in iedereen wílde zien. Maar omdat ik niet hetzelfde pad wilde gaan als die dierbare, legde ik na enige tijd toch bewust de verbittering weer af. Zo ontdekte ik een poort naar een andere dimensie: de waarheid met een zo open mogelijk vizier trotseren. Door zonder oordeel bereidwillig te observeren, legde ik heel wat illusies en vooroordelen af. En het onverwachte diende zich steeds weer aan, of ik er nu in geloofde of niet; als bloeiend onkruid tussen de ooit zo strak gemetselde stenen.
Op die manier ontmoette ik een andere vorm van hoop: die vanuit kracht. Dan sus je jezelf niet in slaap maar ga je er ook niet vanuit dat jij alles op voorhand weet. Het is een combinatie van nederigheid en vertrouwen, van tegelijk klein zijn en jezelf overstijgen. Je geeft je over aan het leven en dan begint het leven pas echt.


(Deze column verscheen eerder in Psychologies, nr 104,  herfst 2022)

Populaire posts van deze blog

Achterlopen op leeftijdsgenoten door trauma

PODCAST MENSENKENNIS

ARTIKEL: Hoogbegaafdheid, geen luxeprobleem