Feiten over seksueel misbruik (Knack, 2021)
Na de rel met Delphine Lecompte:
een slachtoffer getuigt
Waarover wij niet praten
Een gechargeerde open brief van dichteres Delphine Lecompte brak het
pedofiliedebat weer open. Zit er werkelijk een pedofiel in elk van ons?
Journaliste Fleur van Groningen (39) getuigt over misbruik in
haar kindertijd, en ging tussen alle baldadigheid op zoek naar de feiten.
Als kind ben ik seksueel
misbruikt. En hoewel men kan beweren dat ik ervan hersteld ben – het gaat nu
beduidend beter – leef ik met een litteken dat, indien aangeraakt, kan
openbreken in rauwe pijn. Dit was, naast de traumatische gebeurtenissen, de
ondraaglijke last: de vrees dat ik schuld heb aan wat mij is ‘overkomen’.
Die onterechte overtuiging kwam
ik wel vaker tegen bij het lezen over seksueel misbruik en traumaseksualiteit.
Kinderen zijn afhankelijk van volwassenen. Als ze moeten toegeven dat er met
die grote mensen iets scheelt, hebben ze niemand meer – en wijzen ze zichzelf
aan als bron van alle ellende. Daarnaast is het ook een beproefde manipulatietechniek:
daders maken hun slachtoffers medeplichtig – aan pakweg een geheim –, waardoor
hun zelfhaat en moedeloosheid hen extra bestuurbaar maakt. In het
VPRO-programma Zomergasten noemde juriste en auteur Roxane van
Iperen dat fenomeen treffend ‘gegijzeld worden door schuld’: 'Als je een
slachtoffer medeschuldig maakt, heb je het te pakken. (…) Waarom komt een
slachtoffer niet naar buiten? Omdat het zich afvraagt: “Wat heb ik gedaan? Wat
gaan ze vragen? Heb je nee gezegd? Waarom ben je er zo lang in meegegaan?
Waarom ging je met hem mee?”'
Mede daarom heb ik me lang tegen
de slachtofferrol verzet. Zo kwam ik uit angst voor zelfmedelijden ook niet toe
aan zelfmededogen. Intussen begrijp ik dat een duidelijke omlijning van
slachtoffer- en daderschap cruciaal is voor mijn herstel. Ja, er werd een grens
overschreden. Er is een dader en een slachtoffer. Herhaling moet voorkomen
worden, gerechtigheid moet geschieden, hulp is nodig. Ja, ik mag mijn grenzen
aangeven, de opgekropte gevoelens verwerken, voor mezelf zorgen.
De orkaan Delphine
Recent verscheen in Humo een
open brief van dichteres Delphine Lecompte. Daarin valt ze Sven van der Meulen,
journalist van Het Laatste Nieuws, aan omdat hij een pedofiel heeft
ontmaskerd. Lecompte pleit voor meer begrip voor pedofielen. Zij zouden de dupe
zijn van een aangeboren geaardheid: 'De meesten vechten een leven lang tegen
hun seksuele gevoelens ten opzichte van kinderen. De hel op aarde, want
kinderen zijn overal en de pedofiel mag ze niet aanraken. De meeste pedofielen
raken geen kinderen aan.' Dat Lecompte haar selectieve empathie omkranst met
een scheldkanonnade, en de beweringen dat incest cultureel erfgoed is en
iedereen – ook slachtoffers van kindermisbruik – ‘een innerlijke pedofiel’
heeft, doet haar boodschap geen goed. Bovendien voeden de literaire franjes en
bewuste provocatie het vermoeden dat de brief ter meerdere glorie van de
schrijfster moet dienen.
Er volgde een golf van walging en
protest, vanuit politieke kringen tot op de sociale media. Auteur Saskia de
Coster schreef in de krant De Morgen: 'Pedofilie, zo blijkt uit
veelvuldig klinisch onderzoek, is geen geaardheid met fantasieën die in ieder
van ons wemelen. Een pedofiel heeft een particuliere en problematische
persoonlijkheidsstructuur, vaak vanuit een traumatisch verleden en met links
naar narcistische, asociale en psychopathische persoonlijkheden.'
Als slachtoffer voelde ik mijn
schema wankelen. Waren mijn agressors de dupe van een aangeboren geaardheid?
Werden ze ontschuldigd? Wat betekent dat voor mijn slachtofferschap? Of
maakte een persoonlijkheidsstoornis hen gewetenloos, waardoor ik hen
makkelijker kan catalogiseren? Mag je überhaupt veralgemenen?
Ik weet dat ik geen innerlijke
pedofiel heb. En toch kwetst de bewering me, en ongetwijfeld velen met mij.
Maar weldra is de orkaan Delphine gaan liggen, en moeten we onszelf tussen het
puin enkele moeilijke vragen durven te stellen waarover sinds de zaak-Dutroux
niet meer hardop wordt gepraat. Wat wéten we eigenlijk over pedofilie en kindermisbruik?
Psychiatrische stoornis
Ik ga te rade bij het
Universitair Forensisch Centrum (UFC), dat samen met veertien andere ambulante
centra in ons land mensen met seksueel afwijkend gedrag behandelt.
Gedragstherapeut, forensisch en klinisch psycholoog Wim Huys geeft therapie aan
seksuele delinquenten. Hij benadrukt het onderscheidt tussen pedofilie en
pedoseksualiteit. 'Pedofielen hebben een seksuele voorkeur voor kinderen. Volgens
beperkt onderzoek geeft 75 procent van hen daar
nooit aan toe. De 25 procent die wel tot misbruik overgaat, noemt men pedoseksueel
misbruiker.' Huys merkt dat een deel van de pedofielen inderdaad in stilte
lijdt en geen kinderen wil beschadigen. Anderen vrezen dan weer de juridische
gevolgen, de verstoting. Volgens Minne De Boeck, criminologe bij het UFC en
bezielster van Stop it Now!, de
hulplijn voor mensen die bezorgd zijn om hun seksuele voorkeuren of gedrag met
betrekking tot minderjarigen, bestaan er ook pedofielen die hun stoornis
volledig onder controle hebben en een veilig, vervullend en gelukkig leven leiden.
Het gaat dus duidelijk niet om
een homogene groep. Ik word me bewust van mijn vooroordelen.
De DSM, het handboek voor
psychiatrische stoornissen, definieert pedofilie als een parafilie (seksuele
afwijking) en een psychiatrische stoornis. Seksuoloog John Money onderscheidt
verschillende chronophiliën: seksuele
afwijkingen waarbij men specifiek tot een leeftijdscategorie wordt
aangetrokken. Pedofilie is een voorkeur voor minderjarigen tussen
de 0 en 11 jaar, zonder secundaire geslachtskenmerken, en komt voor bij 1
procent van de mannen, wat in ons land uitkomt op circa 45.000 mannen. Hebefilie is
een voorkeur voor kinderen in de beginnende pubertijd tussen de 11 en 12, die
secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen. Efebofilie is dan weer
een aantrekkingskracht tot pubers tussen de 13 en 16 jaar. Zij zijn
minderjarig, de wet verbiedt zestienplussers – die in ons land seksueel
volwassen worden beschouwd doch juridisch niet kunnen instemmen met seks met
een gezagspersoon– seksuele handelingen met hen te verrichten. Volgens de DSM
vallen hebefilie en efebofilie níét onder de noemer psychiatrische
stoornis.
Zo’n 90 à 100 procent van de
mannen heeft zich al aangetrokken gevoeld tot een minderjarige die er seksueel
volwassen uitzag. Maar een minderheid heeft een expliciete voorkeur. 'Om van
een voorkeur te spreken,' nuanceert Huys, 'moet de aantrekking minstens zes
maanden aanhouden. Het hoeft niet om een exclusieve voorkeur te gaan: je kunt
je zich zowel tot volwassenen als tot minderjarigen aangetrokken voelen.'
Geaardheid
Is pedofilie een geaardheid,
zoals Lecompte beweert? Daarover bestaat geen consensus, de spanning tussen wat
aangeboren is en wat deel is van je opvoeding en omgeving speelt ook in deze
kwestie. 'Ook hier is het nature-nurture-debat heel complex',
zegt Wim Huys. 'De wetenschap doet geen uitspraak, we zullen het wellicht nooit
weten. Bij een homo- en heteroseksuele geaardheid is er sprake van twee
volwassen mensen die allebei toestemming kunnen geven. Een kind kan dat nooit.
Dat is een essentieel verschil.' Toch zouden steeds meer onderzoekers en
behandelaars pedofilie een geaardheid noemen, omdat veel pedofielen het zelf zo
ervaren. Meestal merken ze het tijdens hun pubertijd, het lijkt aangeboren. Zij
worden ouder, maar de leeftijdsgroep waartoe ze zich aangetrokken worden,
verschuift niet. Ze beleven onzekerheden, twijfels. De aantrekkingskracht is
niet zuiver seksueel, maar gaat ook over gevoelens van aansluiting en
verliefdheid, net zoals bij een homo- of heteroseksuele geaardheid. Er zijn ook
pedofielen die het pas op latere leeftijd merken. 'Het fundamentele verschil,'
accentueert Minne De Boeck, 'is dat het praktiseren van pedofilie strafbaar is.
Men zou het kunnen erkennen als een geaardheid die nooit mag worden omgezet in
gedrag met kinderen.'
Tegenwoordig is geaardheid nauw
verweven met identiteit. In een artikel van het magazine Vice wijt
David Finkelhor, Amerikaans socioloog en directeur van het Crimes against
Children Research Center, de collectieve weerzin om pedofilie een geaardheid te
noemen dan ook aan het heersende idee dat we geaardheid moeten respecteren en
eren, en niet mogen behandelen als een pathologie. Alsof de term ‘geaardheid’
kindermisbruik kan decriminaliseren. Sommige pedofielen willen effectief
meesurfen op de jarenlange strijd tegen homodiscriminatie. Zoals de Nederlandse
Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit – ook wel de
‘pedopartij' genaamd – die in 2010 werd ontmanteld maar sinds 2020 opnieuw
pleit voor de legalisering van kinderporno en seks tussen volwassenen en
twaalfplussers. Een partijprogramma dat mij doet kokhalzen en waar, aldus het Algemeen
Dagblad, een groot deel van de pedofielen niet achter staat. Ik leg Wim
Huys mijn behoefte aan een helder slachtoffer-daderonderscheid voor. Hij
beklemtoont: 'Geen enkele term, factor of oorzaak kan kindermisbruik ontschuldigen:
wat iemand met zijn seksuele voorkeur doet blijft een keuze. De schade die hij
berokkent, is volledig zijn verantwoordelijkheid. Kindermisbruik zal altijd
strafbaar zijn.'
Niet allemaal pedofiel
Als kind was er veel dat ik niet
kon benoemen of verklaren, maar één ding herinner ik me duidelijk: ik ervoer
mijn agressors verschillend. Met elk van hen had ik een andere relatie. Door
mijn research realiseer ik me dat een van hen me heeft gegroomd. We waren
wekelijks alleen, hij gaf complimenten, won mijn vertrouwen, verschoof gestaag
de grenzen en noemde het een spel. Dat ik een band met hem had, heeft me met
veel schuld, schaamte en zelfhaat opgezadeld. Extra pijnlijk was het toen een
familielid van me zich niet kon voorstellen dat die man – getrouwd met een
vrouw – een pedofiel kon zijn. Lang had ik geen argument. Pas nu ontdek ik dat
wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat de helft van de kindermisbruikers geen
pedofiele voorkeur heeft. Een Nederlandse studie, uitgevoerd bij veroordeelde
plegers, stelt zelfs dat het over 60 à 80 procent gaat.
Net als pedofielen zijn
kindermisbruikers een heterogene groep waarop geen eenduidig profiel van
toepassing is. Een deel van hen zijn situationele plegers,
opportuniteitsplegers. Ze gaan niet actief op zoek naar slachtoffers. Andere
oorzaken zijn relationele problemen, een verstoorde emotieregulatie,
middelenmisbruik, sociaal isolement, een intellectuele beperking, psychopathie
en andere persoonlijkheidsstoornissen, en, in zeer zeldzame gevallen, sadisme:
een parafilie waarbij de dader opgewonden raakt van andermans lijden. Er
bestaat hersenonderzoek naar pedofilie. Daaruit blijkt dat sommige
kindermisbruikers wel hersenafwijkingen hebben, maar er is niet zoiets als een
pedofiele breinkern. 'Ook het stereotype van het vieze, vervreemde ventje klopt
niet', zegt Huys. 'Meestal kennen slachtoffer en dader elkaar: in zo’n 80 à 90
procent van de gevallen is het een bekende.' En wat met het stereotype van
meneer pastoor? 'Priesters kunnen pedofiel zijn,' weet De Boeck, 'maar het is
niet ondenkbaar dat het celibaat seksuele problemen veroorzaakt. Kinderen –
zoals misdienaars – zijn benaderbaar, wat kan
wijzen op opportuniteitspleging.'
Het verdomhoekje
Lise De Block is forensisch
psycholoog, criminoloog en dadertherapeute bij Centrum Geestelijke
Gezondheidszorg Adentro. Bij de behandeling van pedofielen die geen
pedoseksueel gedrag hebben gesteld, baseert zij zich op twee pijlers. Enerzijds
is er een psychotherapeutisch traject waarbij achtergrond, levensloop, zelfkennis
en risicobeheersing worden onderzocht. Anderzijds wordt ingezet op het Good
Lives Model. Men bekijkt welke behoeften de cliënt heeft op vlak van werk
en interesses, helpt hem een sociaal netwerk uit te bouwen en zijn capaciteiten
inzetten voor een kwalitatieve levensinvulling. Zo’n basis verkleint de kans op
grensoverschrijdend gedrag aanzienlijk.
De seksuele voorkeur van een
pedofiel geeft een verhoogd risico tot pedoseksueel gedrag, maar ook andere
triggers kunnen hem over de schreef trekken: sociaal isolement, hevige angst,
frustratie, schaamte. In die optiek is het verdomhoekje dat Delphine Lecompte
hekelde, inderdaad bijzonder gevaarlijk. 'Bij uitstoting kunnen pedofielen op
zoek gaan naar lotgenoten, bijvoorbeeld op het internet. Hoe groter het taboe,
hoe groter de anonimiteit, hoe groter de kans dat ze in contact komen met
mensen die kinderporno uitwisselen en tips geven over grooming', licht
Minne De Boeck toe. 'Zo wordt het risico op kindermisbruik alleen maar
vergroot. Daarom is het onze maatschappelijke opdracht om op een
niet-veroordelende manier met hen te praten als ze daar nood aan hebben. Ook
professionals moeten grondig geïnformeerd worden en leren de dialoog aan te
gaan.' De hetze die Lecompte met haar onzorgvuldige betoog tegen de
demonisering van de pedofiel heeft ontketend, zorgt volgens De Boeck alleen
maar tot meer stigma, en kan zeer negatieve gevolgen hebben. Niet-veroordelend
luisteren is nu eenmaal niet hetzelfde als gedrag goedkeuren.
Therapie voor kindermisbruikers
De behandeling van veroordeelde
kindermisbruikers ziet er anders uit. Er bestaan geen levenslange straffen,
iedere pleger komt ooit vrij. Zonder therapie hervalt 19 procent, na een
behandeling is dat nog altijd de helft daarvan. De verplichte behandelduur bedraagt
drie à vijf jaar, nadien blijven plegers vaak vrijwillig in therapie. Sommigen
moeten levenslang begeleid worden. Lise De Block: 'Bij zedendelicten wordt vaak
geëist dat plegers niet rondhangen op plaatsen waar zich frequent minderjarigen
bevinden. In sommige staten van de VS bestaat zelfs het verbod zich in die
buurten te vestigen, wat heeft geleid tot getto’s. Dit creëert potentieel
gevaarlijke situaties. Sommige daders hebben spijt, anderen zijn gewetenloos.
Die laatste categorie kan een desastreus effect hebben op de eerste.'
In Vlaanderen wordt zowel met
groepstherapie als individuele therapie gewerkt. Beide hebben voor- en nadelen,
weet Wim Huys. 'In groepstherapie kunnen deelnemers elkaar berispen. Iemand met
een cognitieve distorsie die gelooft dat zijn dochter het zelf uitlokte, wordt
door mededaders terechtgewezen. Een krachtig wapen, dat veel indruk maakt. Het
nadeel is dat je men minder individueel kunt werken. Therapie blijft maatwerk.'
Aan het begin van de therapie verkent Huys de factoren die tot misbruik hebben
geleid en taxeert hij het risico tot herval. Een hoog risico vraagt om een
intensieve behandeling. Wordt die ingezet bij laag risico, dan werkt dat
contraproductief.
'Geen enkele behandelaar van
pedofielen of kindermisbruikers keurt grensoverschrijdend gedrag goed',
benadrukt De Block. 'We proberen te verklaren, te voorkomen en soms moeten we
zowel slachtoffer- als daderschap in dezelfde persoon een plaats geven.' Als
het gaat om verantwoordelijkheid en juridische gevolgen, vindt De Block het
zwart-witte slachtoffer-daderschema cruciaal. Maar een aantal daders was zelf
ook het slachtoffer van kindermisbruik. Sommigen voelen zich aangetrokken tot
de leeftijd waarop ze misbruikt werden. Hun slachtofferschap negeren, benadeelt
de therapie. De Block merkt dat het in bepaalde situaties noodzakelijk is om
eerst het slachtofferschap bespreekbaar te maken, alvorens de
verantwoordelijkheid voor grensoverschrijdend gedrag aan te kaarten.
Chemische castratie
Klopt het dat pedofiele fantasieën
onschadelijk zijn, zoals Lecompte beweerde? Onder pedoseksualiteit wordt niet
alleen kindermisbruik en het bekijken van kinderporno gerekend maar ook
fantaseren over kinderen en daarbij masturberen. In 2011 verwees het
tijdschrift De Groene Amsterdammer in een artikel over pedofilie
naar onderzoek dat illustreert hoe frequent gebruik van virtuele kinderporno
het aantal zedendelicten doet afnemen. Wim Huys, die dit ethisch zeer
problematisch vindt, gelooft er niet in: 'Virtuele kinderpornografie kan door
de daders gebruikt worden om aan een kind te tonen alsof het normaal is.
Bovendien kan het de drempel naar echt materiaal verlagen en aanzetten tot
misbruik.' In datzelfde artikel noemt hoogleraar forensische psychiatrie
Hjalmar van Marle masturbatie een ‘belangrijke bekrachtiger’. Huys verklaart:
'Wanneer een prikkel gepaard gaat met een orgasme, wat een zeer positief gevoel
geeft, versterkt het de connectie tussen prikkel en positiviteit. Het is
conditionering, vergelijkbaar met de hond van Pavlov. Seksuele opwinding
gecombineerd met beelden van misbruikte kinderen én een positief gevoel, is in
geen geval wenselijk.'
Moet men de fantasieën en
lustgevoelens dan maar lamleggen? Niet zelden schreeuwt de publieke opinie om
chemische castratie. In hoeverre dat een oplossing? Om te beginnen onderscheid
men drie vormen, van licht naar zwaar. Er is een verhoogde dosis antidepressiva
die als bijwerking libidoverlaging heeft. Opdringerige fantasieën worden
gedempt met weinig bijwerkingen. Dan is er de Androcur: een pil voor
prostaatkanker die het testosteronniveau naar prepubertair niveau brengt en
meetbaar is in het bloed. Het dempt de lust sterk, maar kent ook bijwerkingen
zoals gewichtstoename, borstontwikkeling, botontkalking en tandproblemen. De
derde mogelijkheid is een driemaandelijkse inspuiting met Salvacyl, wat
het libido bijna volledig uitschakelt. Dat is ingrijpend, zeker als de persoon
in kwestie een volwassen partnerrelatie heeft. De beslissing om chemische
castratie toe te dienen wordt dan ook in multidisciplinair teamverband genomen,
onder leiding van een psychiater. Een rechter kan het onmogelijk eisen. 'Chemische
castratie geeft de rust om therapeutisch aan de slag te gaan en kan niet
losstaan van therapie', onderstreept De Block. 'Men heeft geen penis nodig om
te verkrachten. Er zijn gevallen geweest van chemische en fysieke castratie
zonder therapie. De frustratie was enorm, de gevolgen waren rampzalig.’
Preventie en verjaring
Op het onlineforum van de
kindertelefoon Awel springen me twee berichten in het oog. Een
meisje wordt benaderd door een vriend van haar ouders: hij kust haar, belt ’s
nachts, stuurt naaktfoto’s. Ze vreest dat als ze hem aangeeft, ze zijn leven
verwoest. Aan de levens van andere slachtoffers denkt ze niet. Het tweede
verhaal: een jongen voelt zich aangetrokken tot meisjes tussen de 12 en 14. Hij
walgt van zichzelf en wil een operatie om van die gevoelens af te komen. Ik
vraag Minne De Boeck hoe het zit met sensibilisering van de jeugd. 'Er zijn te
weinig campagnes in het onderwijs, jeugdbewegingen, de sportcultuur. Men zou
pedofilie en kindermisbruik moeten opnemen in de lessen seksuele opvoeding.
Leer kinderen de stadia van grooming. Zet in op internetveiligheid. Bied
getuigenissen aan. Je moet de verantwoordelijkheid niet bij slachtoffers
leggen, maar je biedt hen meer bescherming door ze te informeren.'
Ook potentieel daderschap kan zo
voorkomen worden. Adolescenten die met pedofiele gevoelens worstelen, kunnen
leren dat er een uitweg is, in plaats van hulp te zoeken in de donkere krochten
van het internet. In 2017 werd de hulplijn Stop it Now! opgericht,
een groot succes. Helaas is de lijn slechts drie weekdagen geopend
wegens onderbemanning door een gebrek aan subsidies. Niet zelden belt een potentieel
kindermisbruiker die vreest dat hij zich niet kan beheersen. In coronatijden
zijn dat er meer. Maar er zijn grote tekorten in het behandelaanbod, zowel
ambulant als residentieel. Zowel voor pedofielen die zichzelf een risico vinden
als veroordeelde kindermisbruikers is er een wachtlijst van zes maanden tot een
jaar om behandeld te worden. Ook daar: geen geld.
Verjaring van de feiten
Wellicht wordt het merendeel van
het kindermisbruik nooit gemeld. Ikzelf deed pas in januari 2021 aangifte, meer
dan dertig jaar na de feiten. Sinds de wet van 14 november 2019 kunnen seksuele
misdrijven gepleegd ten aanzien van minderjarigen niet langer verjaren.
In 2020 werden 9311 minderjarigen
gemeld bij de vertrouwenscentra kindermishandeling, een stijging van 4,4
procent tegenover 2019. 'We zien een toename van 6- tot 12-jarigen, 13,7
procent is onder de 3 jaar', aldus Erika Frans, expert en preventiewerker
Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag bij Sensoa. 'Er bestaat een sterk vermoeden
dat het in 2021 zal stijgen. Al is een daling van de cijfers ook mogelijk: de
helft van de doorverwijzingen verloopt via onderwijs en Centra voor
Leerlingenbegeleiding. Zij hadden door de pandemie minder contact met de
kinderen, wellicht zijn minder gevallen opgemerkt. Onder experts heerst
ongerustheid over het effect van corona op seksueel kindermisbruik.'
***
Hoewel het loodzware materie is,
heeft mijn onderzoek naar pedofilie en misbruik me gesterkt. Mijn rechten als
slachtoffer zijn bevestigd. Door meer inzicht te krijgen in daders, is het
onbegrijpelijke iets beheersbaarder geworden. Ook werd ik me bewust van het
belang van juiste terminologie. Natuurlijk dragen plegers de
verantwoordelijkheid voor hun daden, maar nu ik de katalysators ken, mag ik
niet wegkijken. Generaliseren, vooroordelen voeden: het is geen optie meer. Ik
weiger ertoe bij te dragen dat ergens iemand over de schreef gaat.
Pedofilie bij vrouwen
Naar pedofilie bij vrouwen is
nauwelijks onderzoek gedaan. Lise De Block wijt dat aan een pervers
maatschappelijk fenomeen: 'Als Rob de Nijs zingt over een relatie tussen een
28-jarige vrouw en een 16-jarige jongen, wordt dat geromantiseerd. Terwijl het potentieel
schadelijk is.'
Kindermisbruik door vrouwen komt
wel degelijk voor: volgens wetenschappelijke bronnen is ongeveer één pleger op
de twintig een vrouw. Enkele studies hebben het zelfs over 9 à 11 procent. De
onderliggende oorzaak is in dit geval vaak niet pedofilie. Het gaat veeleer over
een opvoedings- en soms een machtsrelatie of medeplegerschap. Deze vrouwen
hebben een traumatisch verleden, een persoonlijkheidsstoornis of zijn zeer
kwetsbaar, waardoor ze onder invloed van een mannelijke agressor raken. Voor
vrouwelijke kindermisbruikers bestaat momenteel geen residentiële behandeling
wegens gebrek aan subsidie. Zij kunnen wel in de gevangenis belanden, zonder
behandeling, wat het risico op herval vergroot. Ambulante behandelingen zijn er
wel. “We zien ze echter erg weinig in de praktijk. Het dark number (een grote hoeveelheid niet-geregistreerde criminaliteit,
nvdr.) van kindermisbruik door vrouwen is een issue”, aldus Minne De Boeck.
(Dit artikel verscheen
in 2021 in Knack)