COLUMN: (On)zichtbaar

Een vriend appt me een foto die hij stiekem van mij nam terwijl ik van hem wegliep. Je ziet hoe ik een plein oversteek, met wapperende jas en sjaal. Verschillende mensen lopen langs. Rondom ons: hoge kantoorgebouwen, bankjes, een perk. Ik bekijk het beeld met argusogen. Ik zie een vrouw, duidelijk geen meisje meer. Zelfverzekerder dan ik me in werkelijkheid voel. Iemand kijkt zelfs naar me om. Ik besta dus echt! Het gekke is dat ik juist vaak het gevoel heb dat ik onzichtbaar ben. Zeker op drukke plaatsen ben ik telkens weer verrast als blijkt dat mensen me toch kunnen zien. En ik hoef niet per sé gezien te worden. Ik ben graag onzichtbaar.

Dat klinkt misschien tegenstrijdig, omdat ik voor mijn beroep regelmatig op een podium lezingen geef en ook in mijn boeken een en ander over mezelf vertel. Maar ik denk dat ik dat juist allemaal kan doordat ik me op andere momenten totaal onzichtbaar waan. Het een compenseert het ander, zoiets. Ik kies wat ik deel, ik doseer, en verdwijn dan weer in de mist. Maar deze foto bewijst het tegendeel. Ik heb een lijf, ik meng me onder de menigte en maak er deel van uit. En dat terwijl ik mezelf vooral energetisch ervaar, als een soort wolkje dat af en toe een vorm aanneemt, en vaak het gevoel heb dat ik een beetje buiten alles sta. Dat ik gadesla en interpreteer, en achter de zijlijn mijn leven leid.

Op mijn negentiende – tijdens een depressie en na een moeilijke jeugd – vroeg ik me heel nadrukkelijk af hoe mijn latere leven zou kunnen zijn. Hoe ik er bijvoorbeeld als veertiger zou uitzien. Of het me zou lukken om een liefdevol gezin te stichten. Of ik vervullend werk zou hebben, of ik eindelijk zou passen in de maatschappij. Het was iets waarop ik me verheugde maar waarvoor ik tegelijk ook vreselijk bang was. Wat als ik zou mislukken? Maar wat als ik nieuwe en bevrijdende ervaringen zou opdoen? What if I fall? Oh but my darling, what if you fly?*

Is deze foto dan een geruststelling voor die negentienjarige? Do I fly? Want daar loopt, ondanks alles, een trotse moeder die gelukkig getrouwd is. Ze heeft net haar eigen badge gebruikt om een mediabedrijf te verlaten en stapt dadelijk een bakkerij binnen om een croissant te kopen voor haar kind. Maar als ze haar bestelling formuleert, is ze verrast dat de verkoopster haar opmerkt. En als die verkoopster haar dan zelfs complimenteert met een van haar boeken, kan ze dat moeilijk aannemen. Ze heeft kennelijk nood aan erkenning en krimpt tegelijk in elkaar als die komt. Misschien gelooft ze nog dat haar succeservaringen op toeval berusten, en dat alle faalervaringen al sinds haar kindertijd haar eigen schuld zijn? Deze vrouw is niet aangekomen, ze blijft onderweg.  

Maar uit die geappte foto spreekt nog iets heel anders. Genegenheid. Die vriend heeft me nagekeken en de impuls gevoeld om een foto te nemen, notabene van mijn rug. Een rug die voor velen bitter weinig betekent maar voor hem symbool staat voor vriendschap, veiligheid en warmte. Net zoals zijn verschijning voor mij hetzelfde betekent.

We zitten allemaal in een lijf dat zich door de massa verplaatst. Maar het is de liefde voor onszelf en voor anderen, en de liefde van die anderen, voor zichzelf en ons, die al die lijven een betekenis geeft. Het is in de verbinding dat we bestaan. Ook als niemand het op de gevoelige plaat vastlegt.

* citaat uit een gedicht van Erin Hanson

(deze column verscheen eerder in Psychologies Magazine. Foto: Laurens Bervoets)

Populaire posts van deze blog

PODCAST MENSENKENNIS

Ik zie jou

GRATIS WEBINAR OVER TRAUMA