Durven voelen
Maar we zijn ook emotionele wezens. We hebben een emotioneel
verteringsstelsel dat onzichtbaar is, maar zich niet laat negeren. Helaas ken
ik weinig volwassenen die als kind hebben geleerd hoe ze daar op een
constructieve manier mee kunnen omgaan. Deze mensen zullen wel bestaan, maar ze
zijn duidelijk in de minderheid. Er zijn veel meer mensen die geleerd hebben
hoe ze hun emoties moesten verbergen, negeren, inslikken, rationaliseren,
verdringen en opkroppen. Ik ken er zelfs die niet langer beseffen dat ze
überhaupt gevoelswezens zijn: ze noemen zichzelf ‘rationeel', verklaren vrij te
zijn van enige ‘sentimentaliteit' of ‘zwakte', en leven losgekoppeld van hun
emoties.
Maar die zijn er wel nog steeds, op een diep, onbewust niveau: ze beïnvloeden immers nog steeds hun gedragingen, levens, beslissingen maar ook hun incasseringsvermogen. Want wat aandacht krijgt groeit, maar wat geen aandacht krijgt, gaat aan wildgroei doen. Vroeg of laat maakt één voorval een karrenvracht aan opgekropte emoties los. Je kan simpelweg niet blijven doen alsof iets er niet is. Zeker niet als je fysieke lichaam – de klankkast van je emoties – er uiteindelijk ziek van wordt. Dan is symptoombestrijding onvoldoende.
Het onechte zelf
In de documentaire The Wisdom of Trauma stelt de
Hongaars-Canadese arts en traumadeskundige Gabor Maté dat baby's de hersenen
van hun ouders nodig hebben om hun eigen hersenactiviteit en emoties te
reguleren. Baby's moeten opgepakt en aangeraakt worden, anders kunnen ze
sterven. Ze zijn op zowel fysiek als geestelijk vlak totaal afhankelijk.
Kinderen die niet opgepakt en getroost worden, hechten zich bovendien niet. Een
kind heeft twee fundamentele behoeftes: gehechtheid en authenticiteit. Dat
laatste is de verbinding met jezelf, een belangrijke voorwaarde om te kunnen
overleven. Volgens Maté krijgt een kind dat leert om zijn authenticiteit te
onderdrukken, op een gegeven moment in zijn leven te maken met depressie en
ziekte.
Bij coregulatie stemmen ouders hun gedrag en reacties op hun
kind af tijdens nieuwe, spannende of zelfs enge situaties. Zo kunnen emoties
samen gedragen, geduid en bijgestuurd worden. Kleine kinderen zijn hier zeer
afhankelijk van want haast iedere emotie is overweldigend. Naarmate ze ouder
worden leren ze almaar meer om hun emoties zelf te dragen, maar zelfs als
volwassene heb je nog behoefte aan coregulatie en kan je dit ook voor elkaar
doen. Je uit je, stemt je op elkaar af, toetst dingen bij elkaar af.
In Het drama van het begaafde kind beschrijft de
Pools-Zwitserse psychologe Alice Miller de gevolgen van een kindertijd waarin
bepaalde emoties – meestal de minder aangename – niet beleefd konden worden
omdat de ouders daar toen, door omstandigheden, niet mee konden omgaan. In zo'n
situatie leert een baby om zich aan te passen aan zijn ouders en kan hij
opgroeien tot een zeer gevoelig kind dat voortdurend alert is voor de emoties
van zijn ouders. Hij ontwikkelt zeer receptieve voelsprieten, maar zijn eigen
gevoelswereld negeert hij (gedeeltelijk). Later, als volwassene, zal hij het
nog steeds moeilijk vinden om zijn eigen gevoelens te aanvaarden. Hij zal daarvoor
de toestemming zoeken bij anderen, als een soort ersatzouders, wat hem
afhankelijk maakt en hindert bij de ontwikkeling van een gezond en evenwichtig
zelfbeeld.
Kinderen kunnen hun emoties enkel ten volle doorvoelen en
verwerken in het gezelschap van iemand die ze aanvaardt, begrijpt en begeleidt.
Ontbreekt die persoon, dan kan het kind de klus niet alsnog in zijn eentje
klaren. De emoties worden dan verdrongen. Ze blijven in het lichaam opgeslagen,
als een herinnering aan het verleden, zonder de oorspronkelijke samenhang. Zo
ontstaat vaak (maar niet altijd) het onechte zelf.
Dit is een pseudopersoonlijkheid die gebaseerd is op de
verlangens van anderen. Het kind laat gedrag zien dat de behoeftes van anderen
vervult en hij identificeert zich met deze rol. Hierdoor kan hij niet leven in
overeenkomst met zijn authentieke zelf en het daardoor ook niet verder
ontwikkelen. Op een gegeven moment gaan deze mensen gevoelens van leegte en
zinloosheid ervaren. Ze voelen zich ontheemd, verarmd vanbinnen, alsof ze voor
een deel afgestorven zijn. Ze zijn dan ook als kind van het leven, hun
spontaniteit, afgesneden.
Gelukkig kan een kind dat op die manier opgroeit op latere leeftijd alsnog zijn authentieke zelf vinden, de verbinding herstellen en het verder ontwikkelen. Hiervoor dient hij allereerst contact te maken met de verdrongen gevoelens. Dit verloopt zelden zonder een rouwproces, een vorm van empathie met het kind dat je bent geweest, waarbij oude, verdrongen pijn naar boven komt. Daarna ontstaat er ruimte voor iets nieuws, voor de ontdekking van het ware zelf, voor een completer en meer vervullend leven.
Mijn onechte zelf
Gelukkig had ik een moeder die me oppakte, aanraakte en
troostte. Maar ze kampte met trauma en depressie, dus ze kon er niet volledig
voor me zijn. Het zorgen voor een klein, afhankelijk wezen viel haar zwaar
omdat ze zelf nog veel verzorging nodig had en die niet kreeg. Haar ouders
hielpen niet echt. Mijn vader wipte af en toe eens langs en vroeg dan zelf veel
aandacht – ook hij was getraumatiseerd. Mijn vader vluchtte voor de
confrontatie met zijn eigen pijn en kon er dus ook niet voor mijn moeder zijn,
of voor mij. Dat moet ik als baby aangevoeld hebben. Niet wat er exact speelde,
maar de sfeer van angst, verdriet en onvermogen, en de spanningen van mijn
moeder, die haar minder beschikbaar maakten.
Gelukkig kende mijn kindertijd ook fijne momenten: mijn moeder is zorgzaam van aard, dus wanneer zij zich goed genoeg voelde, gedroeg ze zich ook zo. Toch zijn de meeste herinneringen doordrenkt met grauwheid: er was veel zwaarte, veel verdriet, angst en dreiging. Er was te weinig ruimte voor een onbekommerde zelfontwikkeling. Zolang ik me kan herinneren, voelde ik de buien van mijn moeder haarfijn aan. Ik peilde haar voortdurend, de knop stond nooit af. Ik herkende haast elke kans op storm en ging me dan zo braaf mogelijk gedragen. Er waren periodes van voortdurend stormweer en ik was een gemakkelijk, gehoorzaam kind dat zich goed zelfstandig kon bezighouden. De emoties van mijn moeder beschouwde ik als mijn verantwoordelijkheid, ik ervoer veel schuldgevoelens. Haar leed was mijn leed. Ik was ook bang: mijn moeder sprak over suïcidale gedachten en ik vreesde dat ze hieraan gehoor zou geven, wellicht omdat ik een onleefbare aanwezigheid was. En als zij stierf, had ik niemand. Toen ik een jaar of vijf, zes was, piekerde ik over hoe ik kon leren autorijden: ik was niet lang genoeg om tegelijk de pedalen te bedienen en de weg te zien. Maar ik moest naar mijn grootouders kunnen rijden als mijn moeder er niet meer was.
In de schaduw van mijn moeders depressie bestond weinig
ruimte voor mijn eigen emoties, zeker de onaangename zoals woede, jaloezie,
angst en verdriet. Dat was te belastend, dus verdrong ik ze zoveel mogelijk. We
bewoonden een onderkomen huurhuisje in poldergebied, kilometers ver verwijderd
van de bewoonde wereld. Het huis had een muur die zeer vochtig was. Gedurende
vele maanden deed mijn moeder er alles aan om die van opstijgend vocht te
ontdoen. Dag in dag uit, in weer en wind, stond ze buiten op een ladder te
ploeteren, met geschaafde knokels en vuile kleren. Ik hield mezelf binnen bezig
aan mijn tekentafeltje. Vele jaren later zou mijn moeder me toevertrouwen dat
ze diepe spijt had van die periode: in plaats van iemand anders' huis op te
knappen (kort daarna werd het verkocht en afgebroken) hadden we samen een mooie
zomer kunnen beleven. Maar achteraf was die muur de perfecte symboliek van wat
zich toen afspeelde: mijn moeder vocht met een muur van pijn en ik hield mij
gedeisd.
Wellicht was dat de reden waarom ik haar niet op de hoogte
bracht van enkele traumatische gebeurtenissen die me overkwamen. Het zou haar
hebben belast, het had een hevige storm kunnen veroorzaken. Het had ervoor
kunnen zorgen dat ze zich van me afkeerde (intussen weet ik beter). En dus
verdrong ik opnieuw. Toen ik mijn moeder vele jaren later toch vertelde wat me
was aangedaan, maakte dit haar diep verdrietig en kwaad. Sindsdien heeft ze me
onafgebroken gesteund, iets wat ze nu kan omdat ze in beter vaarwater is beland
en heel wat pijn heeft kunnen helen.
Zowel mijn opgekropte emoties als de emoties van mijn moeder
bleven in mijn kinderlijf zitten. Ik was zeer vaak ziek en had veel slaap
nodig. Op mijn zestiende werd ik depressief. Pas later zou ik ontdekken dat
depressie naar binnen gekeerde woede is. Het duurde tot mijn vijfendertigste
voor ik echt voluit kwaad kon worden. Toen was het er, kinderlijk en extreem,
en moest ik gaan ontdekken hoe ik op een evenwichtigere manier met woede kan
omgaan. Mijn depressie duurde tot mijn vierentwintigste en ging daarna over in
een wat evenwichtiger bestaan. Sinds ik kwaad kan worden en mijn woede uit, ben
ik nooit meer langer dan een paar dagen of weken gedeprimeerd geweest.
De hevige emoties die ik onbewust in mijn lichaam meedroeg,
maakten dat mijn gezondheidsproblemen almaar toenamen. Mijn lichaam sprak, maar
ik kon het nog niet verstaan. Aan het roer stond immers mijn onechte zelf, dat
me weghield van mijn authentieke zelf. Ik kon niet goed voelen. Terugblikkend
kwam mijn intuïtie, de stem van mijn authentieke zelf, er zeker nog doorheen
als een moeilijk te ontvangen radiopost, maar ik negeerde die te vaak en liet
me vooral leiden door wat anderen wilden en vonden. Dit gedrag uitte zich in
mijn levensparcours: ik belandde met mijn gezin in een sekte met een goeroe die
alle kracht en wijsheid werd toegedicht, en ik was me, net als vele van haar
volgelingen, nauwelijks bewust van de kracht en wijsheid die ik zelf kon
ontwikkelen.
Omdat mijn onechte zelf – dat mijn omgeving wilde behagen,
geruststellen en vooral niet verjagen – me geen woede en zelden jaloezie deed
voelen, wist ik niet waar mijn grenzen lagen of wat ik ambieerde. Regelmatig
was ik de speelbal van hevige emoties. Uit schaamte trok ik me dan zoveel
mogelijk terug. Mijn zelfhaat maakte me weerloos voor de kritiek en pesterijen
van anderen. Ik voelde iedereen aan, stond altijd op scherp om naderend onheil
te herkennen. Ik zag zelfs beren op de weg als die er niet waren. Ik cijferde
me weg, gedroeg me behagend, had grapdrang en was overdreven empathisch. Ik
kreeg een job die me doodongelukkig maakte, en toen die niet meer vol te houden
was, koos ik een baan waarvoor ik wel talent had, maar die me niet vervulde. Ik
hield vol uit angst en omwille van de lovende reacties.
De mannen met wie ik relaties had, gebruikten me. Mijn
verliefdheden waren steeds doorspekt met pijn – want dat was mijn definitie van
liefde. Een partner, een veilige haven vinden, stond hoog bovenaan op mijn
prioriteitenlijst maar het lukte niet. Door mezelf in de steek te laten, schiep
ik onbewust een voortdurende onveiligheid.
Gelukkig had ik in die tijd toch een magere verbinding met
mijn authentieke zelf: in het diepste van mijn wezen was ik niet in staat om
mezelf ontrouw te zijn. Telkens wanneer ik mezelf lang genoeg had tegengewerkt,
rebelleerde ik door een andere weg in te slaan, wat vaak gepaard ging met een
nogal fatalistisch je-m'en-foutisme. Ik liet los waar ik me aan had
vastgeklampt en vond een stukje van mezelf terug.
Als kind zat ik altijd te tekenen en verhalen te verzinnen
of ik speelde piano en kanaliseerde al zingend wat emoties. Ook in mijn verdere
leven bleven artistieke bezigheden manieren om te overleven, te verwerken en
energie te krijgen. Zo kwam het tot compromissen tussen mijn authentieke en
onechte zelf, dat de erkenning die ik niet van mijn vader had gekregen bij
anderen zocht. Zolang die behoefte primeerde, kreeg mijn authentieke zelf nog
niet de vrije teugel. Ik was zeer gevoelig voor afwijzing.
Achteraf bekeken was mijn depressie een alarmkreet, een
groot inhaalmanoeuvre van mijn authentieke zelf dat schreeuwde dat het zo niet
langer kon. Mijn emoties moesten nu echt gevoeld worden. Er was geen
pseudopersoonlijkheid die daar nog tegenop kon. De dam brak en ik begon te
voelen. Dat was geen teken van zwakte. Het was het begin van een grote opkuis
die zou uitmonden in een vreugdevoller bestaan.
(Dit fragment uit Voelen zonder filter verscheen op 27/08/22 in De Morgen)