14 januari 2017

RUIS

Een tijdje geleden schafte ik me voor mijn werk een iPad aan. Voor ik het wist dook het apparaat ook in mijn privéleven op. Al gauw lag ik in bad een digitale krant te lezen terwijl mijn e-mails binnenstroomden. Volgde ik een show op televisie terwijl ik op mijn iPad de Twittercommentaren las én het nieuwe aanbod van een webshop doornam. Of ik keek in bed naar Netflix, terwijl mijn Facebookberichten bovenaan het scherm verschenen. Na twee weken was ik verstrooid, vermoeid en een beetje lusteloos. Het was alsof er zo veel afleiding was geweest, dat ik mijn innerlijke stem nog slechts in de verte kon horen. En hoe meer ik geëntertaind werd, hoe onverstaanbaarder hij klonk. Op de duur was ik zo verdoofd dat ik niet meer wist wat er in me omging. Zonder het te beseffen werd ik bang om met mezelf alleen te zijn. Tijdens alle verstrooiing had ik een berg van emoties en indrukken opgebouwd die ik niet in één keer onder ogen wilde komen, laat staan verteren. Als de iPad niet in de buurt lag, ging mijn smartphone mee naar het toilet. Liever naar het schreeuwerige nieuwsoverzicht van Facebook staren, dan plassen in het stille gezelschap van een wc-rol en mezelf. Hetzelfde gebeurde voor het slapengaan, met een lichte slaap vol nachtmerries tot gevolg. Ik begreep dat het de verkeerde kant op ging en besloot de komende tijd schermen te mijden. Tenzij het nodig was voor mijn werk – en dan maar één apparaat tegelijk. Zo zou ik vast snel weer de oude worden.
Dat gebeurde niet. Mijn hoofd zat bomvol ruis. Ik kon me moeilijk concentreren en telkens als iemand tegen me sprak over banaliteiten, wilde ik me verstoppen. Ik smachtte naar een tegengif, naar alles wat oplaadt: schoonheid, ontroering, verdieping. Maar mijn agenda gunde me geen tijd en mijn hoofd bood nauwelijks opslagruimte. Op een dag surfte ik zoals gewoonlijk tussen het schrijfwerk door naar Facebook: de virtuele pauze aan de koffieautomaat voor thuiswerkers. Voor ik het wist staarde ik naar de rookworst van een Amsterdamse Facebookvriend die ik nog nooit gesproken heb maar waarvan ik weet dat hij een leuke gestreepte kat heeft en een appartement dat uitkijkt over de daken – dat uitzicht zag ik reeds in alle mogelijke weertypen voorbij komen. Ik zie tijdens mijn koffiepauzes zoveel voorbij komen. Levensverhalen, opgestoken duimen en meningen van mensen die ik niet of nauwelijks ken. Hun portretten, kinderen, rapporten, huisdieren, maaltijden, schoenen, zonsondergangen, dijen aan het zwembad, mopjes en tragedies. Ik veroordeel die behoefte aan delen niet – zelf doe ik het ook. Maar in de echte wereld zou ik op een normale dag maximaal twee mensen ontmoeten waarmee ik close genoeg ben om over het leven te converseren. We zouden ervaringen uitwisselen maar vooral ook warmte. In tegenstelling tot de jachtige informatiestroom op de sociale media, zou dat mij een gevoel van geborgenheid en voldoening bezorgen.
Het moge duidelijk zijn: ik kamp met een verslaving aan gegevens die me de indruk geven dat ik leef, terwijl ik eigenlijk op een stoel zit. Maar mits de juiste dosering bieden de sociale media en moderne technologieën heel wat voordelen. Daarom wil ik voortaan bewuster kiezen welke informatie ik tot me neem. En omarm ik weer die meditatieve momenten waarin ik simpelweg aanwezig ben. Want alleen dan – zonder iPad en andere schermen- leef ik écht.
("Ruis" verscheen op 14/01/2017 in NB Magazine)