23 januari 2016

WOLKENLOZE HEMEL

’s Ochtends zitten we samen op het grote bed, allebei met lange, ongekamde haren in dezelfde tint donkerblond. Zij draagt een fluwelen pyjama, schrijft in haar roze dagboek, laat me regelmatig een nieuw stukje lezen. Het is in het Frans, haar moedertaal, en als ik het niet begrijp zal ze het uitleggen. Dat de meisjes in haar klas veel kleiner en netter schrijven, vertelt ze en excuseert zich voor haar handschrift. Ik antwoord dat ze trots mag zijn op haar eigenheid en dat je haar karakter van haar stabiele, ronde letters kunt afleiden: sterk en open. Ze glimlacht, schrijft verder. Beseft niet dat ze me ontroert met dat simpele vertrouwen, met haar ‘wij zijn een soort zusjes-vriendinnen’-gedrag. Andermaal verwonder ik me over het gegeven van twee zielen die zomaar in elkaars leven komen - zij als de dochter van mijn vriend, ik als de vriendin van haar vader- en die gaandeweg iets van elkaar worden. Stiefmoeder klinkt hard, plusdochter een beetje soft. Misschien hoeft het niet benoemd te worden. Ik noem haar bij het koosnaampje dat haar vader haar gaf en zij heeft zijn koosnaam voor mij gekscherend overgenomen.

Ik herinner me hoe we haar stonden op te wachten in een zuidelijk station: zij kwam met de trein uit Parijs, ik zou haar voor het eerst ontmoeten en was nerveus. Het voertuig kwam puffend tot stilstand, de deuren openden met een luid gesis en iets later stormde zij met wapperende haren op ons af. Ze knuffelde haar vader, sloeg haar armen om mij heen. Verbaasd en dankbaar beantwoordde ik haar omhelzing en kreeg prompt een zoen. Ik weet nog hoe ik barstte van de voornemens, gebaseerd op mijn overtuigingen en ervaringen. Ik zou haar leren wat ik belangrijk vind, geven wat ik niet gekregen heb. Maar dan komt de dag waarop je beseft dat zij niks met jouw verleden te maken heeft. Ze hoeft niet te krijgen wat jij tekort kwam, maar wat er bij haar unieke persoonlijkheid past. Dan begrijp je dat zij evenzeer jouw leermeester zal zijn. Dat haar persoonlijkheid jou vraagt om je in haar te verdiepen en de confrontaties met jezelf niet uit de weg te gaan. Dat haar puurheid jou vraagt om je hart voor haar te openen. Ook al liep dat hart al heel wat kwetsuren op toen je zelf nog een kind was, in een ander huis, een andere tijd, een vierkant draaiend samengesteld gezin.

Er zijn momenten waarop ik in de oude paniek schiet dat ik niet welkom ben, dat er geen plaats voor mij is. Dan wil ik verdwijnen en voel me schuldig omdat ik niet de gezellige versie van mezelf ben. Zij voelt dat, begrijpt het niet goed, trekt zich terug. Waarop ik me nog onzekerder en schuldiger voel. Nadat ik haar vader in vertrouwen nam over mijn angstgedachten, sprak hij me toe: ‘Neem je plaats in, wees jezelf en volg je intuïtie, dan gaat het goed.’ Zo gaf hij me mijn plaats in ons nieuwe nest. En zo leer ik alsnog, met vallen en opstaan, wat me als kind niet lukte. Wanneer ik dan weer mijn hart open, verdwijnt het verleden en wordt het bed waarop zij en ik keuvelen een veilige boot, de vloer een kalm meer, het plafond een wolkenloze hemel met boven onze donkerblonde hoofden de lamp, als een milde zon.

(Verschenen in Het Nieuwsblad 16/01/2016. Dank aan Isis.)